Nanke Dokter

Bijlage 1 239 De onderstaande uitspraken gaan over de rekeninstructie. Geef aan in welke mate je vindt dat je goed bent in het onderstaande door het bijbehorende rondje te vullen. Deel B Ben ik heel slecht in Ben ik heel goed in (1) (2) (3) (4) (5) 1 Net doen of je iets verkeerd begrepen hebt om de leerlingen aan het denken te zetten. ◯ ◯ ◯ ◯ ◯ 2 Iets uitbeelden als de leerlingen een redactiesom niet goed begrijpen. ◯ ◯ ◯ ◯ ◯ 3 Opmerken dat de structuur van een zin of tekst moeilijk is en daar aandacht aan besteden. ◯ ◯ ◯ ◯ ◯ 4 Als leerlingen moeite hebben met een antwoord op een vraag ze een tip geven. ◯ ◯ ◯ ◯ ◯ 5 Een leerling laten merken dat een antwoord heel precies en duidelijk was door hetzelfde nog eens hardop te zeggen. ◯ ◯ ◯ ◯ ◯ 6 Ingaan op taal tijdens de rekenles. ◯ ◯ ◯ ◯ ◯ 7 Aan leerlingen die een vaag antwoord geven vragen of ze het duidelijker kunnen zeggen. ◯ ◯ ◯ ◯ ◯ 8 Een deels fout antwoord van een leerling herhalen en meteen verbeteren wat er fout was. ◯ ◯ ◯ ◯ ◯ 9 Een moeilijk woord dat je tegenkomt meteen uitleggen. ◯ ◯ ◯ ◯ ◯ 10 Als je een redactiesom behandelt hardop voordoen hoe je de som kunt vinden in de tekst. ◯ ◯ ◯ ◯ ◯ 11 Bij de voorbereiding van de rekenles woorden selecteren om te behandelen. ◯ ◯ ◯ ◯ ◯ B

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0