Nanke Dokter

242 Stimuleren van schoolse taalvaardigheid bij rekenen Uitspraken Waar Niet waar ? 16 ‘Welk woord hoort er niet bij? Loop, lees, stoel.’ De leerling moet bij deze oefening classificeren. ◯ ◯ ◯ 17 De structuur van de tekst is van invloed op de moeilijkheids- graad van die tekst. ◯ ◯ ◯ 18 De leraar selecteert woorden tijdens de les. Hij is bezig met incidenteel woordenschatonderwijs. ◯ ◯ ◯ 19 Een leraar zegt tegen de leerlingen: ‘Staan er kopjes in deze tekst?’ Hij is aan het modelen . ◯ ◯ ◯ 20 De leraar vraagt aan de leerlingen wat een woord betekent. Hij is aan het semantiseren . ◯ ◯ ◯ 21 Een leerling zegt: ‘Ik heb dat gedenkt.’ De leraar zegt: ‘Oh, had jij dat gedacht?’ Dit is een goede manier om aan leerlingen de juiste vervoeging te leren. ◯ ◯ ◯ 22 De leraar bevordert schooltaal als hij aan de leerlingen vraagt om preciezer te zeggen wat ze bedoelen. ◯ ◯ ◯ 23 Leraren moeten alleen uitspraken van leerlingen herhalen als ze deze kunnen verbeteren. ◯ ◯ ◯ 24 Als de leraar de aandacht van de leerlingen richt op de uiterlijke kenmerken van een tekst dan geeft hij een gerichte aanwijzing. ◯ ◯ ◯ 25 Leerlingen begrijpen een woord beter als ze de woord- structuur ook kennen. ◯ ◯ ◯ 26 De leraar schrijft een zin in delen met verschillende kleuren op het bord. De leraar is aan het visualiseren. ◯ ◯ ◯ 27 Door leerlingen met prikkelende stellingen uit te dagen tot taalgebruik vergroot je hun schooltaalvaardigheid. ◯ ◯ ◯ 28 De plaats van het woord in de context bepaalt of de leraar dat woord verder moet bespreken. ◯ ◯ ◯ 29 Een leraar zegt: ‘Kun je dat ook op een andere manier zeggen?’ Deze leraar stimuleert hiermee de lexicale diversiteit bij de leerling. ◯ ◯ ◯

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0