Nanke Dokter

26 Stimuleren van schoolse taalvaardigheid bij rekenen attitude object may influence his or her behaviour toward this object’ (Bohner et al., 2002, p. 13). Binnen het concept attitude worden drie aspecten onderscheiden: het cognitieve, het affectieve en het zelfbeeldaspect (Bohner et al., 2002; Fishbein & Ajzen, 2010). Het cognitieve aspect betreft de kennis en gedachten van een persoon over een bepaald onderwerp, gebaseerd op de overtuigingen die de persoon heeft over en het belang dat hij hecht aan dat onderwerp. Het affectieve aspect gaat over de emoties die een persoon voelt ten opzichte van een bepaald onderwerp: hoe plezierig vindt hij het onderwerp. Het zelfbeeldaspect betreft het gevoel van controle dat een persoon heeft over het laten zien van bepaald gedrag, of het gevoel van bedrevenheid in dat gedrag (Van der Linden, Bakx, Ros, Beijaard & Van den Bergh, 2015). Dit leidt tot de verwachting dat de intentie voor het vertonen van schooltaalstimulerend gedrag ont- staat als leraren het belang van schooltaal en schooltaalstimulerende strategieën tijdens de rekeninstructie inzien, ze plezier hebben in het te vertonen gedrag en ze het gevoel hebben dat ze er bedreven in zijn. Naast de kennis en attitude met betrekking tot schooltaal en schooltaalontwikke- ling tijdens de rekeninstructie speelt de eigen schooltaalvaardigheid van de leraar een rol. Uit een reviewstudie waarin empirisch onderzoek naar effectieve leraarkarakteris- tieken werd geanalyseerd, bleek dat bij leraren die zelf hoog scoren op toetsen op het gebied van geletterdheid of verbale capaciteiten, leerlingen beter presteren (Rice, 2003). Er is geen onderzoek bekend over de samenhang tussen de hierboven beschreven kenmerken van leraren en hun schooltaalstimulerend gedrag. Wel is er onderzoek gedaan waaruit de invloed blijkt van bepaalde achtergrondkenmerken van leraren, zoals leeftijd, vooropleiding, aantal jaren leservaring in het algemeen en in een bepaalde groep, op leerlingprestaties en het beoordelen van deze prestaties in rekenen of taal, met name leesbegrip (Armstrong, 2016; Gerritsen, Plug & Webbink, 2017; Harris & Sass, 2011; Huang & Moon, 2009; Mullola, Jokela, Ravaja, Lipsanen, Hintsanen, Alatupa & Keltikangas-Järvinen, 2011). Uit de definitie van de competente leraar bleek al dat ook de context van belang is bij het gedrag van de leraar in de praktijk. Contextfactoren zoals de klassengrootte of de groep waaraan les wordt gegeven, kunnen van invloed zijn op het schooltaalstimulerende gedrag van de leraar. Voor het verkrijgen van inzicht in achterliggende factoren die van invloed zijn op dit gedrag, zal worden onderzocht of er een samenhang bestaat tussen het vertoonde schooltaalstimulerende gedrag, de leraarkenmerken kennis, attitude en vaardigheid, de achtergrondkenmerken leeftijd, jaren ervaring en vooropleiding en de contextfac- toren groepsgrootte en groep waaraan wordt lesgegeven. 1.5 Onderzoeksvragen In het onderwijs is de belangrijkste functie van taal cognitief complexe inhouden over te brengen in een gedecontextualiseerde omgeving en schooltaal is daarvoor het meest passende taalregister (Schleppegrell, 2004). Het schooltaalregister kan op basis van

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0