Nanke Dokter

Methode van onderzoek 33 Om vast te stellen waar tijdens de rekeninstructie de kansrijkheid voor schooltaal- stimulerende strategieën het grootst was, werd een expertsurvey uitgevoerd. De experts die deelnamen aan het survey waren 33 (basisschool)lerarenopleiders van drie hogescholen met expertise op een van de drie disciplines die in dit onderzoek centraal staan: rekenen (N=11), Nederlandse taal (N=10) en onderwijskunde (N=12). Ze wer- den gevraagd om op basis van hun ervaring en expertise per schooltaalstimulerende strategie aan te geven of deze wel of niet ingezet zou kunnen worden tijdens het gebruiken van een bepaalde didactische werkvorm. 2.1.2 Dataverzameling Data zijn verzameld door filmopnamen te maken van leraren in de praktijk, vragen- lijsten en een schrijftaak af te nemen bij de leraren en een beoordelingsinstrument te laten invullen door experts. Voor de observatiestudie zijn de leraren twee keer gefilmd tijdens het geven van rekeninstructie. Van tevoren werden de leraren in beperkte mate geïnformeerd over het onderzoek; ze wisten dat het filmmateriaal gebruikt zou worden voor een onderzoek over taal bij rekenen/wiskunde. Er is bewust beperkte voorinfor- matie gegeven om gedrag waarvan de leraren dachten dat het wenselijk zou kunnen zijn, zoals benadrukken van vaktaalwoorden, tijdens de instructie te voorkomen. Door niet op de hoogte te zijn van het precieze onderwerp konden de leraren niets anders doen dan de instructie geven zoals ze dat anders ook zouden doen. Tijdens het filmen van de instructie zat de onderzoeker zo onopvallend mogelijk op een stoeltje achter in de klas om het proces niet te verstoren. De leraar kreeg een externe microfoon aan zijn kleding vastgemaakt om het taalaanbod goed vast te kunnen leggen. Twee opnamen konden vanwege technische redenen niet worden gebruikt, waardoor er 52 bruikbare opnamen overbleven. Om de start en het einde van de rekeninstructie te bepalen werd deze instructie gedefinieerd als de periode waarin de leraar een klassikale interactie start over het onderwerp van de rekenles tot aan het eind van de les of tot het moment dat de leerlingen zelfstandig aan het werk werden gezet. Na de tweede gefilmde rekenles nam de (daarvoor bevoegde) onderzoeker de klaspraktijk over om de leraren de gelegenheid te geven de vragenlijst onder schooltijd in te vullen. De leraren kregen een vragenlijst voorgelegd waarmee data voor meerdere deelvragen werden verkregen. In de vragenlijst was een schrijftaak opgenomen, waarmee de schooltaalvaardigheid van de leraar onderzocht kon worden. Deze vragenlijst is te vinden in Bijlage 1. De experts werden via een mail benaderd met de vraag om deel te nemen aan het onderzoek. Na toezegging kregen ze via de mail het beoordelingsinstrument ‘Kansrijk- heid expertoordeel didactische werkvormen’ toegestuurd met daarin een uiterlijke datum voor terugzending. Het instrument bestond uit een codeerschema, waarbij de participanten werd gevraagd om aan te geven welke van de twaalf genoemde school- taalstimulerende strategieën voor zouden kunnen komen tijdens een bepaalde didactische werkvorm (zie Bijlage 2). Om eigen interpretaties te voorkomen ontvingen de experts beschrijvingen van de schooltaalstimulerende strategieën zoals opgenomen in Tabel 1.6 en van de vijf onderscheiden didactische werkvormen (zie Bijlage 3). 2

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0