Nanke Dokter

Methode van onderzoek 35 2.2.2 Schooltaalaanbod Van 52 gefilmde rekeninstructies werden acht minuten getranscribeerd naar voorbeeld van de onderzoeken uit het DASH-project (Aarts et al., 2016; Henrichs, 2010; Leseman et al., 2009; Scheele et al., 2012). De transcripten zijn gemaakt volgens de CHAT- transcriptieconventies van het CHILDES-systeem (MacWhinney, 1995). Dat houdt in dat er per uiting werd getranscribeerd en gecodeerd, met gebruikmaking van het bij CHILDES behorende CLAN-softwareprogramma. In de transcripten werden vier minuten van de didactische werkvorm uitleg uitgeschreven, waarin de leraar uitleg geeft over wiskundige concepten, en vier minuten van de didactische werkvorm gesprek , waarin de leraar met de leerlingen in interactie gaat over hun vragen of een betekenisonderhandeling aangaat. In de transcripten werd iedere uiting op een nieuwe regel genoteerd. Een uiting werd gedefinieerd als een compleet stuk informatie dat als bij elkaar horend herkend kan worden door het intonatiepatroon (Huttenlocher et al., 2002). Alle taaluitingen werden geteld en gecodeerd, zowel van leraren als van leerlingen. Het gebruikte codeerprotocol was primair gebaseerd op het gevalideerde DASH-protocol (Aarts et al., 2011). De verkregen transcripten werden gecodeerd op de elf kenmerken van schooltaal, zoals beschreven in Tabel 1.3. Lexicale diversiteit (kenmerk 1) verwijst naar het aantal verschillende woorden ( types ) dat een spreker gebruikt heeft. Namen van kinderen en opvulwoordjes zoals ‘eh’ of ‘sssst’ werden niet meegeteld. Woorden die bij een bepaald lemma horen, werden onder dat lemma geschaard (bijvoorbeeld: ‘heeft’ werd gerekend bij ‘hebben’). De lemma's werden als types geteld. Om het lexicaal specifieke woordgebruik (kenmerk 2) te coderen is het aantal infrequente woorden geteld. Daarbij is de Basilex Nederland- se woordenlijst gebruikt (Tellings, Hulsbosch, Vermeer & Van den Bosch, 2014). Een woord is geteld als infrequent woord als het niet bij de eerste drieduizend woorden van de Basilexlijst hoort. Om de vaktaal van rekenen/wiskunde (kenmerk 3) te kunnen onderzoeken is gebruik gemaakt van kerndoel 23 ‘Wiskundetaal’, zoals beschreven op de website TULE, leerinhouden en leerlijnen van de SLO (http://tule.slo.nl) . De in- houden zijn gecategoriseerd, zodat ze gebruikt konden worden als richtinggevend kijkkader. Een overzicht van de gebruikte categorieën met een concretisering is te vinden in Tabel 2.2. Tabel 2.2 Overzicht vaktaal rekenen/wiskunde volgens kerndoel 23 ‘Wiskundetaal’ Kerndoel 23 ‘Wiskundetaal’ Taal voor het uitdrukken of benoemen van Concretisering (bijvoorbeeld) Redeneren door gebruik te kunnen maken van Hoeveelheden, getallen en getalnotaties dat zijn er …, met eenheden, tientallen, honderdtallen Het structureren van getallen bij het splitsen; het tientallig structureren, in eenheden, tientallen, enz. taal voor belangrijke eigenschappen Volgordes volgende/vorige (ook bij tellen) taal om volgordes weer te geven 2

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0