Nanke Dokter

Methode van onderzoek 41 Alle rekeninstructies werden geanalyseerd op het voorkomen van elke schooltaal- stimulerende strategie tijdens een van de didactische werkvormen. Hierbij werd als scoreformulier het instrument ‘Kansrijkheid expertoordeel didactische werkvormen’ gebruikt, waarmee ook de expertoordelen zijn verzameld. De scores van de experts en van de leraren in de praktijk konden zo met elkaar worden vergeleken. Daarna werd het schooltaalstimulerende gedrag van de leraren gescoord op het aantal keren dat een strategie werd ingezet (zie Paragraaf 4.3). Om de kwaliteit en consistentie van de codering vast te stellen, heeft een tweede beoordelaar zes willekeurig gekozen lessen gecodeerd. Van de coderingen van de twee beoordelaars kwam 77% overeen. Afwijkingen bestonden er meestal uit dat een strategie door slechts een van de twee beoordelaars gescoord werd. Na overleg hierover werd de beschrijving van de strategieën verfijnd. Om de frequentie van de gebruikte schooltaalstimulerende strategieën vast te stellen is het codeerprotocol ‘schooltaal stimulerende strategieën’ ontwikkeld. In het protocol staan de kenmerken van schooltaal beschreven en het overzicht met schooltaalstimulerende strategieën zoals in Tabel 2.4 is weergegeven. Daarna zijn van iedere strategie een definitie, een concretisering en signaalwoorden beschreven. Bij de definitie van de strategie zijn de kernbegrippen vetgedrukt; zo worden bijvoorbeeld bij hardopdenkend voordoen ‘demonstreert en benoemt’ benadrukt door dit vet te drukken. Bij iedere definitie staat een concretisering in de vorm van een voorbeeld en er staan signaalwoorden of woordgroepen die vaak voorkomen bij deze strategie. Bijvoorbeeld bij hardopdenkend voordoen staat in de beschrijving: ‘Signaalwoord: “zeggen”. Leraren gebruiken dat als volgt: Eerst zeggen we altijd de eenheden, negen en daarna pas de tientallen, tachtig .’ De betrouwbaarheid van het protocol is gemeten door transcripten van drie verschillende leraren te laten coderen door vier beoordelaars: de onderzoeker en drie opleiders rekenen/wiskunde. Deze transcripten bestonden in totaal uit 215 uitingen (77 uitingen in fragment 1; 90 uitingen in fragment 2; 48 uitingen in fragment 3). De 35 uitingen waarin schooltaalstimulerende strategieën te zien waren, werden door drie opleiders rekenen/wiskunde en de onderzoeker individueel en na elkaar ge- scoord aan de hand van codeerprotocol ‘schooltaal stimuleren’. In drie rondes werd de mate van overeenkomst vastgesteld. Hierbij werd de betrouwbaarheid weergegeven door het percentage overeenkomst tussen twee beoordelaars. De reden hiervan is dat een Cohen’s Kappa niet realistisch is als er tijdens de meting bepaalde elementen weinig voorkomen. Dit is aan de orde bij de schooltaalstimulerende strategieën omdat bepaalde strategieën door leraren weinig worden gebruikt. Het percentage overeen- komst was bij de eerste meting 40%, waarna er in het protocol voorbeelden werden toegevoegd. De mate van overeenkomst tijdens de tweede meting was 51%, waarna het protocol werd aangepast door signaalwoorden per strategie toe te voegen. Bij de derde en laatste meting was de mate van overeenkomst van de getranscribeerde strate- gieën door beide beoordelaars 60% (21 van de 35 uitingen). Hierna is het protocol niet meer aangepast. Dat er niet hoger dan 60% overeenkomst werd gescoord, kan een gevolg zijn van het feit dat de onderzoeker de videofragmenten en de bijbehorende context van de transcripten kende en de rekendocenten alleen de transcripten gebruikten. Een andere reden kan zijn dat het aantal uitingen waarover de strategieën 2

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0