Nanke Dokter

42 Stimuleren van schoolse taalvaardigheid bij rekenen gescoord werden klein was. Ook kan meespelen dat de materie voor de onderzoeker bekend was en voor de rekendocenten nieuw. Uit deze metingen kan worden geconcludeerd dat het codeerprotocol schooltaalstimulerende strategieën niet als op zichzelf staand instrument gebruikt kan worden. Een aanvullende, intensieve training om de strategieën juist te kunnen duiden lijkt noodzakelijk. Als laatste werden de gecodeerde strategieën geordend in de twee categorieën power up en power down . De strategieën ‘Herhalen van eigen correct taalgebruik’ en ‘Herhalen van correcte uiting van leerling’ werden daarbij niet meegenomen, omdat deze niet duidelijk gericht zijn op het veranderen van de taal naar meer ( power up ) of minder ( power down ) schooltaalkenmerken. 2.2.4 Kennis, vaardigheid en attitude ten aanzien van schooltaalstimulerend gedrag Om de achtergrondkenmerken van de leraren te verzamelen werd een schriftelijke vragenlijst gebruikt. Het betreft geslacht, leeftijd, jaren ervaring in lesgeven, jaren ervaring in lesgeven aan groep 3 en 4, vooropleiding, bijscholingscursussen, huidige groep waaraan les wordt gegeven, en groepsgrootte van de huidige groep. Kennis, vaardigheid en attitude van de leraren ten aanzien van schooltaalstimu- lerend gedrag zijn gemeten in een vragenlijst die afgenomen werd nadat de tweede rekeninstructie was gefilmd. Dit was na de eerste rekeninstructie aangekondigd. De leraren wisten van tevoren dat het onderzoek en de vragenlijst zouden gaan over taal bij rekenen/wiskunde. Pas na het invullen van de vragenlijst en het filmen van de instructies hoorden ze dat het over schooltaal en schooltaalstimulerende strategieën ging, dit om te voorkomen dat zij door deze voorkennis beïnvloed zouden worden tijdens de rekeninstructie. Om de kennis van de leraren ten aanzien van schooltaal en schooltaalstimulerende strategieën te meten, is een toets ontwikkeld met stellingen waarvan moest worden aangegeven of deze ‘juist’ of ‘onjuist’ waren. Er kon ook ‘weet ik niet’ worden ge- noteerd. De stellingen gingen over algemene schooltaalkenmerken zoals ‘Wiebelen en laptop zijn voorbeelden van vaktaalwoorden’ en over schooltaalstimulerende strate- gieën zoals ‘Kun je iets duidelijker vertellen wat je bedoelt? De leraar stimuleert met deze vraag de schooltaalontwikkeling van de leerling’ . De toets is drie keer afgenomen en achtereenvolgens bijgesteld bij verschillende groepen pabostudenten om de be- trouwbaarheid te kunnen waarborgen. Na iedere afname werden de resultaten geanalyseerd en werden stellingen die onbetrouwbaar bleken verwijderd of veranderd. Van de 58 stellingen waarmee gestart is, bleef een voldoende betrouwbare toets (Cronbach’s alfa 0.70) over van 42 stellingen, waarvan er 28 over schooltaalkenmerken gaan en 14 over schooltaalstimulerende strategieën. Om de schooltaalvaardigheid van de leraren te meten werd hen een schrijftaak gegeven. In deze schrijftaak werd aan de leraren gevraagd om in een formele brief aan de Raad voor primair onderwijs (PO-Raad) uit te leggen wat er verbeterd zou kunnen worden in het taalonderwijs op de basisschool. Formele schrijftaken worden geken- merkt door abstract taalgebruik (Schleppegrell, 2004) en met deze schrijftaak werd

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0