Nanke Dokter

Didactische werkvormen en schooltaal 51 van de eigen uiting’ en het ‘visualiseren’. Strategieën gericht op schooltaalproductie van de leerlingen werden door het hoogste percentage leraren ingezet tijdens de werk- vorm gesprek (30%). Hierbij werd door de meeste leraren de strategie ‘herhalen van correcte uiting van leerling’ gebruikt. Het percentage leraren dat daadwerkelijk schooltaalstimulerende strategieën gebruikt in de praktijk tijdens specifieke didactische werkvormen, komt gedeeltelijk overeen met wat de experts hebben aangegeven. Het hoogste percentage leraren liet schooltaalstimulerende strategieën zien gericht op schooltaalbegrip tijdens de, vol- gens de experts, kansrijke didactische werkvormen uitleg en taakevaluatie . Strategieën gericht op schooltaalproductie werden met name gezien tijdens de didactische werk- vorm gesprek . De experts gaven aan dat taakevaluatie ook kansrijk zou kunnen zijn maar dit blijkt niet uit het gedrag van de leraren in de praktijk. Het percentage leraren dat binnen taakevaluatie strategieën gericht op schooltaalproductie liet zien was vergelijk- baar met het percentage leraren dat dat deed binnen uitleg . Bij elkaar genomen laten de meeste leraren schooltaalstimulerende strategieën zien binnen de werkvormen uitleg en gesprek . De kansen die de experts aangeven voor taakevaluatie komen niet overeen met het daadwerkelijke gedrag van de leraren. Gepaarde T-testen lieten zien dat bij alle didactische werkvormen de scores voor het inzetten van schooltaalstimulerende strategieën gericht op schooltaalbegrip sig- nificant verschilden van de scores voor strategieën gericht op schooltaalproductie, behalve bij de werkvorm gesprek (t(26)=.86, p=.39). Bij uitleg , taakevaluatie , taak- instructie en organisatie was het percentage leraren dat strategieën liet zien die gericht waren op het stimuleren van schooltaalbegrip significant hoger dan het percentage leraren dat strategieën liet zien die gericht waren op het stimuleren van schooltaal- productie (respectievelijk t(26)=5.02, p=.000; t(26)=4.73, p=.000; t(26)=6.29, p=.000; t(26)=3.31, p=.003). Dit komt in hoge mate overeen met de inschattingen die de experts maakten. Dat we nu weten in welke didactische werkvormen de meeste leraren wel of geen schooltaalstimulerend gedrag laten zien, betekent niet dat we ook weten in hoeverre leraren in de praktijk ook echt de mogelijkheid hebben tijdens de rekeninstructie dit gedrag te vertonen. De kans op het vertonen van schooltaalstimulerend gedrag hangt samen met de mate waarin de in dit verband relevante didactische werkvormen in de rekeninstructie daadwerkelijk worden ingezet. De laatste vraag die in dit hoofdstuk wordt behandeld luidt daarom als volgt: 1c In welke mate creëren leraren basisonderwijs in groep 3 en 4 kansen voor het vertonen van schooltaalstimulerende strategieën door de verschillende (combinaties van) didactische werkvormen die ze inzetten tijdens de klassikale rekeninstructie? De didactische werkvormen die in de 52 rekeninstructies werden gebruikt zijn ge- codeerd en per werkvorm werd de hoeveelheid bestede tijd in minuten vastgesteld Tabel 3.3 bevat een overzicht van de tijd dat de verschillende didactische werkvormen 3

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0