Nanke Dokter

Schooltaalontwikkeling stimuleren 59 bij de gereduceerde schooltaalkenmerken. Dat betekent dat er naar aanleiding van de gevonden significante correlaties en hun inhoudelijke duiding vijf betekenisvolle categorieën of hoofdkenmerken konden worden vastgesteld: drie op het lexicale niveau, een op grammaticaal niveau en een op tekstueel niveau. Om van de hoofdken- merken een samengestelde maat te kunnen maken, zijn de proporties van de verschil- lende kenmerken in één hoofdkenmerk gemiddeld. De in dit onderzoek onderscheiden vijf hoofdkenmerken van schooltaal zijn: 1 Lexicale diversiteit: enkelvoudige maat op basis van het kenmerk verschillende soorten woorden. 2 Lexicale complexiteit: samengestelde maat van infrequente woorden en morfo- logisch complexe woorden (significante correlatie: .63, p<.01). 3 Lexicale specificiteit: samengestelde maat van vaktaal, inhoudswoorden en speci- fieke referentie naar tijd. De lexicale kenmerken vaktaal en inhoudswoorden corre- leerden significant (.45, p=.02). Specifieke referentie naar tijd correleerde signifi- cant met vaktaal (.50, p=.008) en bijna significant met dichtheid (.36, p=.07). Alhoe- wel specifieke referentie naar tijd in eerdere onderzoeken werd ingedeeld onder het morfosyntactische niveau, hebben we het hier ingedeeld onder het lexicale niveau, omdat woorden die over tijd gaan onderdeel zijn van de vakinhoud van rekenen in de groepen 3 en 4. 4 Grammaticale complexiteit: samengestelde maat van het gebruik van complexe samengestelde zinnen met ondergeschikte bijzinnen en expliciete referentie naar plaats met significante correlatie (.48, p=.011). 5 Tekstuele complexiteit: samengestelde maat van redeneren (hoogste abstractie- niveau) en complexe voegwoorden (oorzakelijk en vergelijkend) met significante correlatie (.58, p<.01). De mate waarin het taalgebruik van de leraren de vijf hoofdkenmerken van schooltaal bevat, is weergegeven in Tabel 4.3. Tabel 4.3 Gemiddeld percentage, standaarddeviatie en range van de hoofdkenmerken van school- taalaanbod in het taalgebruik van de leraren (N=27) Hoofdkenmerken Gemiddeld % SD Range Lexicale diversiteit 2.39 .57 1.55 – 3.92 Lexicale complexiteit .10 .03 .03 – .18 Lexicale specificiteit .24 .03 .18 – .30 Grammaticale complexiteit .11 .06 .03 – .29 Tekstuele complexiteit .22 .10 .04 – .40 Tabel 4.3 laat zien dat bijna een kwart van de woorden die de leraren gebruiken specifiek is en dat 10% van de gebruikte woorden complex is. De grammaticale complexiteit van de uitingen ligt ook rond de 10% en 22% van de uitingen van de leraren kon worden gekwalificeerd als tekstueel complex. Leraren variëren in hun ge- bruik van de hoofdkenmerken van schooltaal minder op lexicaal niveau dan op 4

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0