Nanke Dokter
80 Stimuleren van schoolse taalvaardigheid bij rekenen Om deze vraag te kunnen beantwoorden worden eerst de leraarkenmerken kennis, attitude en eigen vaardigheid met betrekking tot schooltaal en schooltaalstimulerend gedrag in kaart gebracht. Dit gebeurt aan de hand van vier deelvragen: 3a In welke mate hebben leraren basisonderwijs in groep 3 en 4 kennis met betrek- king tot schooltaal en schooltaalstimulerend gedrag? 3b Welke attitude, in termen van belang, plezier en zelf-effectiviteit, hebben leraren basisonderwijs in groep 3 en 4 met betrekking tot het stimuleren van schooltaal tijdens de klassikale rekeninstructie? 3c In welke mate zijn leraren basisonderwijs in groep 3 en 4 schooltaalvaardig? De kennis van de leraar met betrekking tot schooltaal en schooltaalstimulerend gedrag zal worden beschreven in Paragraaf 5.2.1, de attitude van de leraar komt aan de orde in Paragraaf 5.2.2 en de eigen schooltaalvaardigheid van de leraar staat centraal in Paragraaf 5.2.3. Of er samenhang geconstateerd kan worden tussen deze drie factoren wordt onderzocht in Paragraaf 5.2.4. Daarna volgt de laatste deelvraag: 3d In welke mate hangen verschillen in kennis, attitude en vaardigheden met betrekking tot schooltaal bij leraren basisonderwijs in groep 3 en 4 samen met hun achtergrondkenmerken? In Paragraaf 5.3 wordt beschreven hoe de kennis, attitude en vaardigheid ten aanzien van schooltaal samenhangen met bepaalde achtergrondkenmerken en contextfactoren (leeftijd, jaren ervaring, vooropleiding en grootte van de klas) en in hoeverre ze samen- hangen met het vertoonde schooltaalstimulerende gedrag (schooltaalaanbod en schooltaalstimulerende strategieën) in de onderwijspraktijk, zoals beschreven is in Hoofdstuk 4. De antwoorden op de deelvragen leiden in de conclusie tot een antwoord op de hierboven gestelde hoofdvraag. 5.2 Kennis, attitude en vaardigheid van leraren ten aanzien van schooltaal 5.2.1 Schooltaalkennis De kennis van de leraar over schooltaal omvat kennis over de kenmerken van school- taal, zoals beschreven in Hoofdstuk 4, en kennis over schooltaalstimulerende strate- gieën. Om hun kennis over schooltaal en schooltaalstimulerende strategieën vast te stellen, werd bij de leraren een toets afgenomen met daarin 42 stellingen. Daarvan hadden 28 stellingen betrekking op algemene schooltaalkennis, waarvan 26 op de in Hoofdstuk 4 vastgestelde schooltaalkenmerken en twee op de rol van context bij schooltaal (zie Hoofdstuk 2). Veertien stellingen hadden betrekking op de schooltaal- stimulerende strategieën. In Tabel 5.1 staan de uitkomsten van de kennistoets.
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0