Nanke Dokter

82 Stimuleren van schoolse taalvaardigheid bij rekenen Tabel 5.2 Gemiddelde, standaarddeviatie en range van de attitudescores van leraren met betrekking tot schooltaalstimulerend gedrag op een 5-puntsschaal (N=27) Aspect Gemiddelde SD Range Cognitief 3.95 .39 2.82 – 4.64 Affectief 3.93 .37 2.91 – 4.55 Zelfbeeld 3.75 .37 3.18 – 4.64 Totaal 3.88 .33 3.00 – 4.55 Over de drie aspecten in totaal is de attitude ten opzichte van schooltaalstimulerend gedrag in de rekenles 3.88 op een 5-puntsschaal, met een range van 3.00 – 4.55. Leraren geven over het algemeen aan schooltaal in de rekenles belangrijk te vinden (3.95), plezier te beleven bij het geven van aandacht aan schooltaal tijdens de rekenles (3.93) en te vinden dat ze zelf goed overweg kunnen met de gevraagde strategieën (3.75). Hoewel het zelfbeeldaspect gemiddeld wat minder hoog scoort, liggen de scores op de drie verschillende aspecten dicht bij elkaar. De range van het cognitieve aspect is het grootst. De drie verschillende aspecten correleren significant met elkaar in een Pearson’s correlatietest (Belang x Plezier: r=.67; Belang x Zelfbeeld: r=.47; Plezier x Zelfbeeld: r=.75; alle p<.01). De attitude van de leraren zou per schooltaalstimulerende strategie kunnen ver- schillen: leraren kunnen een voorkeur hebben voor een bepaalde strategie en dit kan van invloed zijn op hun attitude ten opzichte van die strategie. Daarom is ook de attitude van de leraren op strategieniveau onderzocht. In de vragen 1-8 van de vragen- lijst werden specifieke schooltaalstimulerende strategieën aan de orde gesteld en in de vragen 9-11 stond de metalinguïstische houding tijdens de rekeninstructie centraal. Zo werd in vraag 9 gevraagd naar het aandacht geven aan taalaspecten tijdens het voor- bereiden van de rekeninstructie, in vraag 10 naar het geven van aandacht aan de structuur van complexe woorden en zinnen tijdens de rekeninstructie, en in vraag 11 naar aandacht voor taal in het algemeen tijdens de rekeninstructie. Een overzicht van de attitudescores is te vinden in Tabel 5.3. Uit deze tabel blijkt dat de strategie ‘betekenis geven’ gemiddeld over de drie aspecten de hoogste score laat zien (4.24), direct gevolgd door ‘visualiseren’ en ‘hardopdenkend voordoen’ (beide 4.23). ‘Prikkelende opmerkingen maken’ heeft bij alle drie de aspecten de laagste score (3.65) en ook ‘verbeterd herhalen van uiting van leerling’ heeft een lage score (3.74). Het meeste plezier beleven leraren bij het ‘betekenis geven’ aan taal tijdens de rekeninstructie (4.44), gemiddeld het meest belangrijke om te doen vinden ze ‘hardopdenkend voordoen’ (4.15) en het meest vaardig vinden ze zich in ‘visualiseren’ (4.50). De laagste gemiddelde scores bij het affectieve en het cognitieve aspect zijn te vinden bij het besteden van aandacht aan taal bij het voorbereiden van de rekeninstructie (respectievelijk 2.85 en 2.89). De range (1-5) en standaarddeviatie (.99 en 1.01) zijn hierbij vrij hoog, wat betekent dat leraren hier uiteenlopende attitudes over hebben. Ook bij ‘prikkelende opmerkingen maken’ is de range groot (1-5). Leraren vinden gemiddeld dat ze minder goed zijn in het maken van prikkelende opmerkingen dan in het gebruiken van de andere strategieën, maar onderling verschillen leraren hierin aanzienlijk. Met uitzondering van vraag 9 scoren

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0