Nanke Dokter

Kennis, attitude en vaardigheid ten aanzien van schooltaalstimulerend gedrag 87 Tabel 5.6 Correlatie tussen kennis, attitude en vaardigheid van de leraar met betrekking tot school- taal en achtergrondfactoren Kennis Attitude Schooltaal- vaardigheid/vorm Schooltaal- vaardigheid/inhoud Leeftijd leraar 1 (N=27) .26 .11 -.20 .27 Vooropleiding 2 (N=27) .29 -.38* .23 .39* Ervaring 3 in groep 3 en 4 (N=26) -.24 .17 -.40* -.14 Ervaring 3 totaal (N=24) .14 .04 .02 -.13 Groepsgrootte (N=27) -.04 -.08 .11 -.05 1 Partiële correlatie: gecontroleerd voor ervaring in groep 3 en 4. 2 Aangezien vooropleiding niet parametrisch te meten is, is hierbij de non-parametrische Spearman test gebruikt. 3 Partiële correlatie: gecontroleerd voor leeftijd. Tabel 5.6 laat een significante correlatie zien tussen vooropleiding en vaardigheid/ inhoud (r=.393, p=.042). Leraren met een hogere vooropleiding gebruiken in de schrijf- test meer schooltaalkenmerken gericht op inhoud dan leraren met een minder hoge vooropleiding. Daarnaast correleert vooropleiding negatief significant met attitude (r=- .383, p=.049). Dat wil zeggen dat leraren met een hogere vooropleiding een minder positieve attitude hebben ten opzichte van schooltaal in de rekenles. Een derde correlatie is ook negatief significant: leraren met meer ervaring in groep 3 en 4 laten minder kenmerken van schooltaalvaardigheid zien op de dimensie schooltaalvaardig- heid/vorm in de schrijftest (r=-.40, p=.048). Er werden geen significante correlaties gevonden tussen de schooltaalkennistoets en leeftijd, vooropleiding, jaren ervaring in groep 3 en 4, jaren ervaring totaal van de leraar en de groepsgrootte. Opvallend is dat vooropleiding niet correleert met kennis terwijl verwacht zou kunnen worden dat een hogere vooropleiding zou kunnen leiden tot een hogere score op de kennistoets. Uit de resultaten van de correlatietest blijkt dat leraren met een hogere voor- opleiding in hun schrijftest meer diverse woorden, meer vaktaalwoorden en een hogere informatiedichtheid gebruikten, terwijl hun houding ten opzichte van schooltaal tijdens de rekeninstructie minder positief was dan van leraren met een lagere voor- opleiding. Om na te gaan in hoeverre het cognitieve, affectieve of zelfbeeldaspect een rol speelde bij deze samenhang, is de correlatie onderzocht tussen deze drie attitude- aspecten en het leraarkenmerk vooropleiding. Op alle drie de aspecten van attitude is een negatieve correlatie gevonden met vooropleiding, waarbij de correlatie tussen vooropleiding en het zelfbeeldaspect een trend in de richting significantie vertoonde (r=-.367, p=.06). De correlatie tussen vooropleiding en het cognitieve en affectieve aspect waren niet significant (respectievelijk r=-.202, p=31; r=-317, p=.11). Leraren met een hogere vooropleiding vinden aandacht besteden aan taal tijdens de rekeninstructie minder belangrijk en ze vinden dat ze er zelf iets minder vaardig in zijn dan leraren met een lagere vooropleiding dat van zichzelf vinden. Uit de resultaten in Tabel 5.6 blijkt ook dat hoe meer ervaring de leraren hadden in groep 3 en 4, des te minder complex de schooltaal is die ze gebruikten in de schrijftest. De negatieve correlatie tussen de jaren ervaring die leraren hebben in groep 3 en 4 en 5

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0