Nanke Dokter

90 Stimuleren van schoolse taalvaardigheid bij rekenen 5.3.2 De samenhang tussen leraarkenmerken en schooltaalstimulerende strategieën Om samenhang tussen de leraarkenmerken kennis, attitude en vaardigheid ten aan- zien van schooltaalstimulerend gedrag en de schooltaalstimulerende strategieën die leraren in de klas laten zien te onderzoeken, is een Pearson’s correlatietest uitgevoerd. De gebruikte schooltaalstimulerende strategieën werden bekeken binnen de gebruikte didactische werkvormen uitleg en gesprek en uitgesplitst naar gerichtheid op begrip en productie (zie Tabel 1.4). In deze test werden twee significant negatieve correlaties gevonden tussen de dimensie inhoud bij de eigen schooltaalvaardigheid van de leraren en het schooltaalstimulerende gedrag dat ze vertoonden gericht op productie tijdens de werkvorm uitleg (r=-.46, p=.02) en tijdens de werkvorm gesprek (r=-.46, p=.02). Dit betekent dat leraren die in de schrijftest hoog scoorden op vaardigheid/inhoud minder vaak schooltaalstimulerende strategieën inzetten gericht op het ontlokken van school- taalproductie bij de leerlingen bij beide werkvormen. Verder werden geen significante correlaties gevonden tussen gebruik van schooltaalstimulerende strategieën in de klas en kennis, attitude of vaardigheid ten aanzien van schooltaalstimulerend gedrag van de leraar. Er is wel een trend te zien in de richting van negatieve significantie tussen de kennistoets en de strategieën gericht op begrip tijdens het gesprek (r=-38, p=.06). Hoe meer kennis de leraren hebben over schooltaal en schooltaalstimulerende strate- gieën, des te minder strategieën gericht op begrip ze gebruikten. Een tweede Pearson’s correlatietest is uitgevoerd om te achterhalen of de attitude van de leraren met be- trekking tot specifieke schooltaalstimulerende strategieën, samenhangt met de mate waarin ze die strategieën in de klas inzetten door de scores in de attitudevragenlijst op de specifieke strategieën te correleren met de gebruikte schooltaalstimulerende strate- gieën in de klas. Hierbij is geen significante samenhang gevonden. De attitude van de leraren met betrekking tot specifieke strategieën hing niet samen met de strategieën die door de leraar tijdens de rekeninstructie werden gebruikt. Er is enige samenhang gevonden tussen de leraarkenmerken kennis, attitude, vaar- digheid/vorm en vaardigheid/inhoud met betrekking tot schooltaalstimulerend gedrag en het schooltaalstimulerende gedrag in de klassenpraktijk. Mogelijk zijn er nog andere contextfactoren die het schooltaalstimulerende gedrag van leraren bepalen. Daarom zal in de volgende paragraaf door middel van casestudies van een aantal individuele leraren worden onderzocht in hoeverre de situatie waarin de leraar zich bevindt van invloed is op zijn schooltaalstimulerend gedrag. 5.4 Casestudies van individuele leraren De kennis, attitude en vaardigheid ten aanzien van schooltaalstimulerend gedrag ver- schilt tussen leraren en lijkt nauwelijks van invloed te zijn op het schooltaalgebruik van de leraar of zijn gebruik van schooltaalstimulerende strategieën. Het gedrag in de klas wordt mogelijk door andere factoren bepaald dan tot nu toe zijn onderzocht (zie Figuur 2.1).

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0