Nanke Dokter
92 Stimuleren van schoolse taalvaardigheid bij rekenen term spiegelen, waarbij in alle drie de lessen gebruik werd gemaakt van spiegeltjes. De identieke lesinhoud zou tot eenzelfde soort schooltaalaanbod en eenzelfde inzet van schooltaalstimulerende strategieën van de leraren kunnen leiden. Leraar A was 56 jaar en had 17 jaar ervaring in het onderwijzen van groep 3 en 4. De groep 4 waaraan de instructie over spiegelen werd gegeven, bestond uit 22 leer- lingen. Leraar B was 33 jaar en had 12 jaar ervaring in groep 3 en 4. Deze leraar gaf de instructie aan een groep 3 waarin ook 22 leerlingen zaten. Leraar C was 56 jaar oud en had 6 jaar ervaring in groep 3 en 4. De rekeninstructie werd gegeven aan 28 leerlingen in groep 4. Zowel leraar A als leraar C maakten gebruik van het lesboek Wereld in getallen 4 . De geobserveerde lespraktijk laat zien dat de leraren op verschillende manieren omgaan met de lesinhoud; het moment in de les dat het begrip ‘spiegelen’ voor het eerst wordt besproken met de leerlingen is getranscribeerd. Transcript 5.2 Voorbeeld leraar A 1 Leraar Wie zou al weten wat dat is, spiegelen? 2 Leraar S. 3 Leerling Ehm, dat je eigenlijk, dat je de helft hebt en dan spiegel je de andere helft ook. 4 Leraar Ja, dat is bij het rekenen. 5 Leraar Ehm, M. 6 Leerling Spiegelen, dan hou je er een spiegel bij en dan zie je ook nog het andere stukje van het eerste deel van het ene stukje. 7 Leraar Ja, maar dan gaan we zo meteen even experimenteren heet dat met een moeilijk woord. 8 Leraar Dan gaan we even onderzoeken en ontdekken hoe dat allemaal werkt. Leraar A vraagt aan de leerlingen of ze al weten wat spiegelen inhoudt. Als de leerlingen een definitie geven (regel 3 en regel 6) krijgen ze als bevestiging een ‘ja’, maar de leraar gaat niet in op het taalgebruik of de inhoud van wat de leerlingen zeggen. Er worden geen schooltaalstimulerende strategieën ingezet gericht op wat de leerlingen zeggen. Wel geeft de leraar in regel 8 betekenis aan ‘experimenteren’, wat ze in regel 7 als een moeilijk woord benoemt. Leraar B neemt een andere insteek om de definitie van spiegelen aan de leerlingen duidelijk te maken. Transcript 5.3 Voorbeeld leraar B 1 Leraar Wat zouden we gaan doen? 2 Leraar Wie heeft er een idee? 3 Leraar Waar zou deze les over kunnen gaan? 4 Leraar Laat het spiegeltje nog maar even liggen. 5 Leraar Waar zou deze les over kunnen gaan? 6 Leraar M. 7 Leerling Eh, met de, bij ramen doorkijken met spiegels, dat van glas is gemaakt.
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0