Nanke Dokter

Kennis, attitude en vaardigheid ten aanzien van schooltaalstimulerend gedrag 93 8 Leraar Ja, dat een raam van glas is gemaakt en dat je erdoorheen kunt kijken. 9 Leraar Maar zou daar de rekenles over gaan denk je? 10 Leerling Nee. 11 Leraar Nee, nee, nee, dat denk ik ook niet. 12 Leraar Waar zou de rekenles wel over kunnen gaan, A.? 13 Leerling Getallen. 14 Leraar Nou, normaal gaat hij wel over getallen, maar ik denk dat deze rekenles is wel een beetje anders. 15 Leraar Heeft dan iemand een idee, L.? 16 Leerling Dat je dan, eh, met de spiegel moet je dan zo zetten en die aan de andere kant is dan ook hetzelfde. 17 Leraar Oh, da’s al wel heel knap. 18 Leraar Maar L. zegt: ‘Je moet je spiegel ergens neerzetten, zodat je ook aan de andere kant hetzelfde kunt zien.’ 19 Leraar Dat heet, we gaan dus leren, we gaan een beetje leren met de spiegel spie… 20 Leerling Spiegelen. 21 Leraar Spiegelen, ja heel goed. 22 Leraar Dat gaan we eens even oefenen. Ook leraar B vraagt aan het begin van de rekeninstructie aan de leerlingen wat ze weten over spiegelen. Zij stelt de vraag heel open (regel 1: ‘Wat zouden we gaan doen?’). In vergelijking met leraar A reageert leraar B meer op de inhoud van wat de leerlingen inbrengen. Ook als die inhoud niet is wat ze hoopte te horen, past ze schooltaal- stimulerende strategieën toe, bijvoorbeeld als ze de uiting van een leerling ‘bij ramen doorkijken met spiegels, dat van glas is gemaakt’ (regel 7) verbeterd herhaalt met ‘Ja, dat een raam van glas is gemaakt en dat je erdoorheen kunt kijken’ (regel 8) . Ze past dezelfde strategie toe in regel 18. Leraar B probeert om de inhoud en de definitie van spiegelen helemaal uit de leerlingen zelf te laten komen. Dit in tegenstelling tot leraar C, die zelf het begrip kort introduceert: Transcript 5.4 Voorbeeld leraar C 1 Leraar Het doel van vandaag. 2 Leraar Je ontdekt wat spiegelen is. 3 Leraar Ik heb voor jullie allemaal een spiegeltje. 4 Leraar En we gaan ontdekken wat spiegelen is. 5 Leraar En om dat te weten te komen. 6 Leraar Want in spiegelen zit het woordje spiegel. 7 Leraar Daarom die spiegel. 8 Leraar Ga je eens even kijken. 9 Leraar Wat je kunt zien als je door, in het spiegeltje kijkt. 10 Leraar Wat zie je? 5

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0