Nanke Dokter

98 Stimuleren van schoolse taalvaardigheid bij rekenen 23 Leraar Ik vraag, ik vraag wat optellen is, want M zegt ‘huh, optellen?’ 24 Leerling M Min. 25 Leraar Nee dat is niet min. 26 Leerling M Dan moet je ehm, 1, 2, 3 27 Leraar Nee dat is tellen. 28 Leerling M Erbij? 29 Leraar Erbij tellen ja. 30 Leerling M Ja! Dat wilde ik net zeggen. 31 Leraar Wat is erbij tellen? 32 Leerling M Nou kijk… 33 Leerling M Als daar 3 staat, en daar op 3, moet je zo 1, 2, 3 en plus... 3. 34 Leraar Ja, erbij tellen is, is hetzelfde als plus. 35 Leraar Ja? 36 Leraar Let op. In regel 4 vraagt de leraar of de leerlingen kunnen vertellen wat optellen en erbij tellen is. Vervolgens ‘herformuleert’ ze de vraag in regel 5: ‘Wat was een ander woordje voor erbij?’ Ze ‘visualiseert’ in regel 7 en bevestigt de ‘betekenis’ die gegeven wordt aan het genoemde begrip ‘plus’ in regel 9. Daarna ontstaat er tijdens de uitleg een betekenis- onderhandeling over het begrip optellen, naar aanleiding van de vraag van leerling M. De leraar wil verduidelijken wat optellen is en doet dit door aan de leerlingen (vooral aan leerling M die de vraag stelde) te vragen of ze betekenis kunnen geven aan het begrip. Hierbij stelt ze herhaaldelijk dezelfde vraag (‘Wat is optellen?’ in regel 13, 15, 22 en 23) en wijst ze verkeerde antwoorden af (regel 25 en 27). Ze geeft geen aanwij- zingen, de strategie die ze inzet, blijft ‘vragen preciezer te formuleren’ (‘Wat is erbij tellen?’ in regel 31). De leraar bevestigt uiteindelijk leerling M in regel 34 als ze zegt: ‘Ja, erbij tellen is hetzelfde als plus.’ De vraag is of de leerling nu weet wat optellen is. Het voorbeeld van leraar E is ook gericht op begrip van gebruikte schooltaal, hierbij wordt aan de leerlingen niet een keer gevraagd schooltaal te produceren. Transcript 5.6 Voorbeeld Leraar E 1 Leraar Opdracht vier, daar hebben we het over het woordje minder, ja? Nou. 2 Leraar En wat moet je straks gebruiken, het twintigveld. 3 Leraar Van opdracht twee, weet je nog waar dat staat het twintigveld? 4 Leraar Ja, wijs hem eens aan dan, 5 Leraar heb je straks nodig, nou. 6 Leraar Zoek maar eens op het getal tien, kijk, het getal tien op je twintigveld, 7 Leraar opdracht twee, 8 Leraar opdracht twee, 9 Leraar in opdracht twee, 10 Leraar opdracht twee, 11 Leraar zoek daar de tien eens op,

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0