Mylène Jansen
417 Nederlandse samenvatting Bij artrose vindt er veranderde opbouw (hermodellering) en verstijving plaats van het bot direct onder het kraakbeen (subchondraal bot). Ook verandert de algemene vorm van het bot en ontstaat er uitgroei in de vorm van bothaakjes (osteofyten). Het kraakbeen wordt afgebroken, waardoor de afstand tussen de botten (de gewrichtsspleetafstand) wordt verkleind. Niet alleen de hoeveelheid kraakbeen, maar ook de kwaliteit van het kraakbeen vermindert. Vaak is het synoviaal membraan ontstoken (synovitis), wat invloed heeft op de samenstelling van het membraan en het synoviaal vocht. Niet bij alle patiënten met knieartrose gebeuren al deze processen op dezelfde manier soms overheerst het een en soms het andere proces, soms de combinatie van processen en over de tijd kan er ook een wisselende invloed van de verschillende processen zijn. Diagnose en behandeling Patiënten komen vaak in eerste instantie bij een arts met klachten als pijn, verminderde functie en stijfheid van de knie. De diagnose knieartrose wordt gesteld op basis van deze klachten, in combinatie met lichamelijk onderzoek en indien nodig een röntgenfoto van de knie. Behandeling begint vaak met conservatieve opties zoals gewichtsverlies, het gebruik van een brace en medicatie zoals pijnstillers, ontstekingsremmers en eventueel een injectie in het gewricht. Uiteindelijk krijgen veel patiënten een kunstknie (knieprothese). Een groot deel van de patiënten is daar blij mee, maar 1 op de 5 patiënten behoudt klachten. Bovendien gaat een knieprothese niet levenslang mee, waardoor hij later soms vervangen moet worden (revisie), vooral als de knieprothese wordt geplaatst bij relatief jonge patiënten onder 65 jaar, omdat patiënten dan nog actiever zijn en de prothese nog langer mee moet. Deze revisie geeft vaak niet zulke goede resultaten. Het lijkt dus belangrijk dat het plaatsen van een knieprothese wordt uitgesteld in deze jongere patiënten, met behulp van gewrichtssparende behandelingen. Een van deze gewrichtssparende behandelingen is kniedistractie. Bij kniedistractie worden de femur en de tibia tijdelijk ongeveer 5 mm van elkaar gehouden. Zo wordt er weer een grotere afstand tussen de botten gecreëerd, nadat deze afstand door de kraakbeenafbraak bij artrose een stuk kleiner was geworden en het gewricht als het ware in elkaar was gezakt. Dit uit elkaar houden van de botten wordt gedaan met een distractieframe, dat met pinnen aan de botten wordt vastgezet, zoals te zien in Figuur 2. Na 6-9 weken wordt het frame weer verwijderd. Kniedistractie is in verschillende klinische studies toegepast en zelfs toegepast in de reguliere zorg in een beperkt aantal ziekenhuizen in Nederland. Het doel van de behandeling is niet alleen verminderen van symptomen, maar ook het (deels) herstellen van de weefselveranderingen die door artrose optreden in de knie. De exacte werkingsmechanismen van kniedistractie zijn nog niet duidelijk, maar we weten inmiddels steeds meer over de processen die plaatsvinden in het gewricht tijdens en na de behandeling.
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0