Mylène Jansen

421 beschreven. Klinische resultaten gerapporteerd door patiënten en de gewrichtsspleetafstand gemeten op röntgenfoto’s lieten significante verbetering zien na behandeling. Ook waren ze grotendeels vergelijkbaar en niet ondergeschikt ten opzichte van resultaten van het eerder gebruikte frame.De selectie vanpatiënten leekwel wat veranderd, aangezienpatiëntenbehandeld met het gebruiksvriendelijke distractieframe meer klachten en minder gewrichtsschade hadden dan patiënten uit de vorige studies bij aanvang van de onderzoeken. Desalniettemin zorgt kniedistractie met het specifieke distractieframe ook voor significante klinische verbetering in deze groep patiënten. Deel II: Processen en werkingsmechanismen in het gewricht Klinische studies waren in eerste instantie gericht op het verbeteren van klinische uitkomsten en het vergroten van de gewrichtsspleetafstand, aangezien dit duidt op kraakbeenherstel. De afgelopen jaren is er echter ook meer onderzoek gedaan naar de processen en werkingsmechanismen achter kniedistractie. Een algemeen beeld van kniedistractie wordt gegeven in hoofdstuk 10 , dat een overzicht geeft van het huidige klinische bewijs zoals onderstreept in deel I van dit proefschrift en tevens verschillende concepten van mogelijke onderliggende processen bespreekt die deel II van dit proefschrift introduceren. Ondersteund door recente literatuur wordt beredeneerd wat er ten grondslag ligt aan het weefselherstel dat we zien na kniedistractie: een combinatie van gedeeltelijke mechanische ontlasting van het gewricht, wisselingen in de druk van de gewrichtsvloeistof, mechanische en biochemische veranderingen van het onder het kraakbeen gelegen bot, stamcellen afkomstig uit het gewricht en een veranderd moleculair gewrichtsmilieu. Bij het evalueren vanweefselveranderingen of processen inhet gewricht tijdens enna behandeling worden vaak beeldvormende technieken gebruikt. Deze geven namelijk de mogelijkheid om veranderingen te monitoren zonder daadwerkelijk het gewricht binnen te dringen. Op röntgenfoto’s kunnen typische kenmerken zoals de gewrichtsspleetafstand, grootte van osteofyten en de subchondrale botdichtheid worden geëvalueerd met een gestandaardiseerde meetmethode, zoals ‘knee images digital analysis’ (KIDA). In hoofdstuk 11 wordt het gebruik van deze methode bij patiënten met ernstige knieartrose, die in aanmerking komen voor een chirurgische behandeling, geanalyseerd. De ‘intraobserver’ parameters waren goed, wat betekent dat er goede overeenkomst was tussen resultaten wanneer dezelfde röntgenfoto’s twee keer werden geanalyseerd door dezelfde persoon. Dit was vooral het geval wanneer de foto’s binnen een maand opnieuw werden geanalyseerd (in plaats van met enkele jaren na de eerste analyses). Voor de meeste parameters was het kleinst meetbare verschil tussen foto’s vergelijkbaar met die gemeten bij patiënten met milde knieartrose. KIDA is daarom ook een bruikbare meetmethode bij patiënten met ernstige knieartrose. Het is wel belangrijk dat röntgenfoto’s in een beperkt tijdsbestek worden geanalyseerd en idealiter in een wisselende (random) volgorde. Nederlandse samenvatting

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0