Margriet Kwint

Appendices 182 de studie, beschreven in hoofdstuk 4 was om te kwantificeren hoe vaak deze ITAC’s plaatsvinden tijdens de bestralingsbehandeling. In totaal werden 1500 CBCT’s van 177 patiënten beoordeeld. Het beslissingsprotocol van ons instituut ‘het Stoplichtprotocol’, werd retrospectief toegepast op al deze CBCT’s. Dit stoplichtprotocol heeft 3 niveaus: rood (grote invloed op dosisverdeling), oranje (matige invloed op dosisverdeling) en groen (verwaarloosbare invloed op dosisverdeling). In 72% van de patiënten werd een ITAC geobserveerd, met een maximaal niveau van rood, oranje of groen in respectievelijk 12%, 36% en 24% van de gevallen. Veertien patiënten (8%) hadden een nieuwe planningsCT en een aangepast bestralingsplan nodig om te corrigeren voor deze anatomische veranderingen. De verschillende ITAC’s die werden waargenomen zijn: evidente tumor afname (35%), tumor baseline shift (27%), veranderingen in atelectase (19%), tumor progressie (10%), pleuravocht (6%) en ontstekingsbeeld (3%). Dit stoplichtprotocol wordt momenteel in de klinische praktijk gebruikt in ons instituut door de radiotherapeutisch laboranten die de CBCT beoordelen tijdens de bestralingsbehandeling. Hoewel het doel van gelijktijdige chemoradiotherapie voor NSCLC-patiënten genezing is, blijft de overleving slecht. Om onderscheid te kunnen maken tussen patiënten met betere of slechtere overleving, worden predictiemodellen gebruikt. De huidige predictiemodellen gebruiken hoofdzakelijk tumor- en patiënt-karakteristieken voor start van de behandeling om behandeluitkomsten te voorspellen. Een belangrijke stap voorwaarts om deze modellen te verbeteren, is het hierbij betrekken van longitudinale data. Het gebruik van CBCT’s tijdens de behandeling heeft geleid tot een enorme toename van beeldvorming van tumorvolume veranderingen tijdens de bestralingsbehandeling. Het doel van de studie beschreven in hoofdstuk 5 was om subgroepen van LA-NSCLC-patiënten te identificeren die tumorvolume veranderingen tijdens gelijktijdige chemoradiotherapie lieten zien, en vervolgens te analyseren of deze subgroepen geassocieerd zijn met behandeluitkomsten. In deze studie van 394 patiënten, werden drie verschillende subgroepen van tumorvolume veranderingen geïdentificeerd. Er bleek geen significant verschil in behandeluitkomst te bestaan tussen deze groepen. Het tumorvolume bij start van de behandeling was wel significant voorspellend voor een slechtere overleving. Derhalve is risico stratificatie bij start van behandeling mogelijk al nauwkeurig genoeg om voor de meeste patiënten de beste behandelstrategie te bepalen. Het is evident dat verder onderzoek nodig is om de huidige predictiemodellen verder te verbeteren.

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0