Margit Kooijman

Samenvatting | 137 Schouderpijn is een van de meest voorkomende vormen van musculoskeletale pijn. Een definitie van schouderpijn is echter niet zo eenvoudig. Uniformiteit in diagnostische classificaties is complex vanwege de zwakke correlatie tussen weefselschade en de klachten waarmee de patiënt komt. Ook laten diverse meta-analyses naar de diagnostische waarde van lichamelijk tests zien dat geen enkele test pathognomonisch is voor een specifieke diagnose. Naast diagnostische onzekerheid, heeft een groot aantal meta-analyses de afgelopen jaren aangetoond dat er geen sterk bewijs is dat bepaalde interventies tot statistisch significante of klinisch relevante betere resultaten leiden dan andere interventies of placebo. Als meer onderzoek naar diagnostiek en behandeling niet leidt tot een beter resultaat, moeten we onszelf bevragen over de te varen koers. Daarom stellen we in dit proefschrift een pauze voor om te reflecteren op de huidige aanpak van schouderpijn in de eerste lijn. In hoofdstuk 1 wordt dit voorstel nader uitgewerkt. Het doel van dit proefschrift is om aanknopingspunten te vinden om de zorg voor patiënten met schouderpijn door fysiotherapeuten en huisartsen te verbeteren. We doen dit door de vraag ‘waar zijn we nu?’ te stellen in drie domeinen: proces en inhoud van zorg, diagnose en prognose en contextuele factoren. I Zorgproces Hoofdstuk 2 beschrijft de kenmerken en het huidige zorggebruik van patiënten met schoudersyndromen in de eerstelijns huisarts- en fysiotherapiepraktijk. Daarnaast werd in deze studie onderzocht of er verschillen zijn tussen patiënten die door de huisarts behandeld worden, patiënten die door de huisarts worden doorverwezen voor fysiotherapie en patiënten die via directe toegang bij de fysiotherapeut komen. De voornaamste conclusies waren dat er een behoorlijke groep patiënten is met persisterende klachten, dat bij de meerderheid van de patiënten de klachten zich geleidelijk ontwikkelen en veel patiënten lang wachten voordat zij een zorgverlener bezoeken. Ook kwam naar voren dat patiënten die werden verwezen voor fysiotherapie minder medicatie kregen voorgeschreven maar vaker op consult komen dan patiënten die enkel door de huisarts behandeld werden en dat de verwijzing in tegenstelling tot de aanbevelingen uit de richtlijn, vaak gegeven werd in het eerste consult. In hoofdstuk 3 wordt de behandeling van vier veelvoorkomende typen schouderklachten door huisartsen en fysiotherapeuten naast elkaar gelegd om

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0