Margit Kooijman
138 specifieker inzicht te krijgen in waar knelpunten zitten in de behandeling van patiënten met schouderklachten in de eerste lijn. Deze vignette studie liet zien dat de mate waarin de zorg van huisartsen en fysiotherapeuten overeen komt afhankelijk is van het soort klachten waarmee de patiënt komt. Bij subacromiale klachten of acute rupturen van de rotator cuff waren huisartsen en fysiotherapeuten het over het algemeen met elkaar eens. De behandeling van patiënten met capsulitis adhesiva en dan met name wanneer deze klachten al langer bestaan, liet veel meer variatie zien zowel binnen als tussen de groepen zorgverleners. In het algemeen leken zowel huisartsen als fysiotherapeuten de neiging te hebben om veel te interveniëren, vooral wanneer pijn op de voorgrond is of bij persisterende klachten. Daarentegen besteedden ze weinig aandacht aan de psychosociale aspecten van de klacht. II Diagnose en prognose In hoofdstuk 4 is door middel van een vragenlijst uitgezocht welk aandeel van de Nederlandse eerstelijns fysiotherapiepraktijken musculoskeletale echografie aanbiedt en wat de ervaringen zijn van fysiotherapeuten die dit gebruiken. Hieruit bleek dat één op de zes fysiotherapiepraktijken de mogelijkheid heeft om een echo te maken. Verder bleek dat fysiotherapeuten echografie vooral gebruikten bij patiënten met schouderklachten en dan met name bij verdenking op weefselschade, om een diagnose te stellen en om de keuze van de behandeling te bepalen. Als grootste voordeel van echografie noemden fysiotherapeuten dat zij beter in staat zijn een diagnose te stellen. Het grootste nadeel vonden zij dat het beoordelen van echo’s moeilijk is en het risico dat de bevindingen op de echo niet gerelateerd zijn of worden aan de anamnese en de resultaten van het lichamelijk onderzoek. Hoofdstuk 5 betreft een overzicht van de literatuur en vat samen van welke factoren reeds bekend is dat zij geassocieerd zijn met de uitkomst van de behandeling bij patiënten met schouderklachten in de eerste en tweede lijn en op de werkvloer. Uit dit onderzoek bleek dat er sterk bewijs is dat een hogere intensiteit van schouder pijn, bijkomende nekklachten en langere duur van de klachten een negatieve invloed hebben op het resultaat van de behandeling in de eerste lijn. In de tweede lijn werd sterk bewijs gevonden voor de relatie tussen meer beperkingen of een eerdere episode van schouder pijn en een slechter resultaat van de behandeling. III Contextuele factoren In hoofdstuk 6 is nagegaan of er een therapeuteffect bestaat en of kenmerken van de persoonlijkheid van de fysiotherapeut van invloed zijn op het resultaat van de
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0