Arjen Lindenholz

209 Dutch Summary A Het tweede deel van dit proefschrift wordt gewijd aan het op een indirecte manier nader uitkristalliseren van de aard van vaatwandafwijkingen, zodat een duidelijker beeld ontstaat van de potentiële rol van MRI van de intracraniële vaatwand in het klinisch diagnostisch proces. Hoofdstuk 5 laat zien dat verschillende cardiovasculaire risicofactoren – zoals een hogere leeftijd, diabetes mellitus en hypertensie – geassocieerd zijn met een groter aantal intracraniële vaatwandafwijkingen bij patiënten met een herseninfarct of TIA. In dezelfde patiëntengroep wordt tevens gezien dat een groter aantal intracraniële vaatwandafwijkingen geassocieerd is met de aanwezigheid van schade aan het hersenparenchym, zoals infarcten die vaak worden gezien bij patiënten met small vessel disease (schadeaandekleinehersenvaten) enmatig-ernstigeperiventriculaire wittestofafwijkingen ( hoofdstuk 6 ). De resultaten van deze studies (I) steunen de theorie dat de gevonden vaatwandlaesies inderdaad ‘echte’ atherosclerotische laesies zijn en niet bijvoorbeeld normale variaties in vaatwanddikte; (II) suggereren een risicoprofiel voor intracraniële vaatwandlaesies die niet veel anders is dan voor extracraniële atherosclerose en die zou kunnen worden aangepakt met risicofactorreductie; en (III) tonen de relatie tussen deze vaatwandafwijkingen en schade van het hersenparenchym. Desalniettemin zullen grotere studies nodig zijn om te bepalen of bijvoorbeeld medische interventie (zoals behandeling met antihypertensiva) ook daadwerkelijk zorgt voor een vermindering van het aantal vaatwandafwijkingen en/of parenchymschade. In hoofdstuk 7 wordt tenslotteMRI van de intracraniële vaatwand ingezet ter beoordeling van eventuele schade na intra-arteriële trombectomie (IAT). Patiënten die zijn behandeld met IAT toonden vaker ipsilaterale (concentrische) vaatwandaankleuring dan patiënten die deze behandeling niet hebben ondergaan. Bij beoordeling van follow-up beeldvorming van deze patiënten zal rekening moeten worden gehouden met deze reactieve veranderingen van de vaatwand na IAT. Dit proefschrift illustreert de potentiële waarde van MRI van de intracraniële vaatwand in de klinische praktijk. Hierop volgende stappen in de klinische translatie zijn histopathologische validatie van de in beeld gebrachte vaatwandafwijkingen, het opzetten van grotere studies om een beter beeld te krijgen van de relatie tussen vaatwandlaesies, mogelijke risicofactoren en het klinische beeld, en de formatie van internationale samenwerkingsverbanden met als doel de standaardisatie van acquisitieprotocollen en beoordeling van vaatwandscans. Uiteindelijk heeft intracraniële vaatwand MRI de veelbelovende potentie om geïmplementeerd te worden in de work-up en follow-up van patiënten met een cerebrovasculaire aandoening, in risicomanagement en in het diagnosticeren van andere vaatwandziektes, met als doel preventieve en therapeutische beslisvoering te sturen.

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0