Sonja Graafstal en Carine Heijligers

110 1D en kunnen hun ritme aanpassen aan een ander systeem. Het eigen ritme wordt bepaald door de eigenschappen (parameters) van het systeem en niet door de manier waarop het systeem in beweging wordt gebracht. Het eigen ritme is bestand tegen kleine veranderingen. Wanneer het systeem lichtjes verstoord wordt zal na verloop van tijd het eigen ritme terugkeren. Onder ritme wordt verstaan de periode waarin een bepaalde cyclus wordt doorlopen en de frequentie van die cyclus in een gegeven tijd. Bijvoorbeeld een cyclus van dag en nacht heeft een frequentie van 30 in de maand april. Er zijn tal van cycli te noemen zoals het zojuist genoemde circadiaans ritme, de hormonale cyclus bij vrouwen, de jaargetijden en het hartritme. Belangrijk om op te merken is dat deze cycli niet rigide zijn. Elke cyclus wijkt lichtjes af van voorgaanden terwijl het tegelijk een zekere regelmaat behoudt. In hoofdstuk 1b hebben we de achtergrond hiervan uitgelegd bij de paragraaf over complexe systemen met als voorbeeld de baan van hemellichamen. Het systeem is in staat zijn ritme aan te passen aan een ander systeem wanneer beide systemen lichtjes met elkaar verbonden zijn. Dit proces van aanpassen wordt door Pikovsky en collega’s (2001) ‘entrainment’ genoemd, ‘elkaar op sleeptouw nemen’. Het principe van entrainment is niet beperkt tot mechanische systemen, maar is ook zichtbaar bij levende systemen zoals de eerdergenoemde vuurvliegjes. Ook bij menselijke interacties is dit waarneembaar; denk aan een publiek dat na een voorstelling elkaar op sleeptouw neemt in een gezamenlijk ritme van applaus. Of het bij beide systemen tot een proces van synchroniseren komen hangt af van hoe sterk of zwak de interactie is tussen beiden en van de frequenties van beide systemen. Bij een te zwakke verbinding zal het synchronisatieproces niet op gang komen, ook niet bij twee systemen waarbij de frequenties enorm uiteenlopen. De termen ‘zwakke verbinding’ en ‘enorm uiteenlopen’ zijn relationeel bepaald. Hoe de verhouding uitpakt hangt van die twee specifieke systemen af. Een rigide of te strakke verbinding waarbij een systeem gedwongen wordt om het ritme van de ander te volgen wordt niet gezien als synchroniseren. De interactie dient zodanig te zijn dat ze elkaar kunnen waarnemen en samen vrijwillig tot een nieuw en gezamenlijk ritme kunnen komen. Een peloton soldaten dat in hetzelfde tempo marcheert op commando van de commandant is volgens de definitie van Pikovsky et al. (2001) dus niet het gevolg van een synchronisatieproces. Twee soldaten die tijdens de lunch samen naar de mess lopen en daarbij hun stappen aan elkaar aanpassen wel. Gezamenlijkheid Hoewel de aandacht voor synchronie en synchronisatieprocessen ontstond in het domein van de natuurwetenschappen en de biologie zien we enkele eeuwen later eenzelfde interesse ontstaan binnen de sociale wetenschappen.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw