112 1D rapporteert meer sympathie naar de ander in situaties waarin synchronie aanwezig is (Bailenson & Yee, 2005). Valdelsolo et al. (2010) lieten zien dat synchronie de coördinatie tussen twee partners vergroot bij de uitvoering van een motorische handeling. Wanneer de partners in een voorbereidingstaak samen synchroon hadden bewogen, presteerden zij beter op een doelgerichte en motorische vaardigheidstaak dan wanneer zij in de voorbereiding samen asynchroon hadden bewogen. In de studie van Valdesolo en DeSteno (2011) wordt een toename van compassie en altruïsme gerapporteerd nadat de proefpersonen samen in synchronie hebben bewogen. Volgens deze onderzoekers is de functie van synchronie ‘het markeren van anderen als gelijk aan zichzelf’ en dit bevordert emotionele afstemming en iets over hebben voor de ander zonder daar zelf beter van te worden. Deze conclusie is interessant, aangezien jezelf vergelijken met de ander en zoeken naar overeenkomsten of verschillen ook bij Stern naar voren is gebracht, maar dan vanuit het ontwikkelingsperspectief van de baby, zie hoofdstuk 1c. Synchronie blijkt ook een rol te spelen in de ontwikkeling van prosociaal gedrag. In een studie van Cirelli et al. (2014) leken kinderen van 14 maanden eerder geneigd te zijn om de proefleider te helpen wanneer zij samen in synchronie hadden gedanst, dan wanneer de proefleider asynchroon met hen gedanst had. Bovendien bleek de bereidheid om te helpen ook groter bij de proefleider met wie gedanst was, dan bij een neutraal persoon met wie zij niet gedanst hadden. Ramseyer en Tschacher (2011) tenslotte rapporteren synchronie in de bewegingen en houding van hulpvragers en hun hulpgevers. Uit de zelfrapportages van hulpvragers bleek een hoge mate van synchronie met de hulpgever samen te hangen met een betere hulpvrager-hulpgever relatie en betere uitkomsten van de therapie. Inmiddels heeft de hausse aan onderzoek naar synchronisatieprocessen een aantal metaanalyses opgeleverd. Vicaria en Dickens (2016) vatten 50 studies samen over synchronie in de periode 1999 – 2014 en bestudeerden het effect ervan op interpersoonlijke coördinatie. Hun analyse laat overtuigend zien dat er een positief effect optreedt op de interactie van twee personen of van een groep mensen. Dit uit zich onder andere in een groter gevoel van harmonie ten opzichte van de ander en een toename van prosociaal gedrag. Mogan et al. (2017) rapporteren eveneens positieve uitkomsten van synchronie in het interpersoonlijke domein. Zo is er op basis van 42 studies in de periode 1988 – 2015 geconstateerd dat synchronie effect heeft op prosociaal gedrag, de sociale band die men in de groep ervaart (bijvoorbeeld vertrouwen, aardig vinden, eenheid ervaren), sociale cognitie (zoals aandacht, geheugen, theory of mind, creativiteit en aanpassingsvermogen) en affectiviteit (waaronder blijdschap, zelfwaardering en tevredenheid). Op de vraag of meer synchronie altijd gezien moet worden als meer positief zullen we nog terugkomen in de paragraaf over onderscheid. Synchronie in de ouder-kind relatie De eerste studies over synchronisatieprocessen tussen ouder en kind dateren uit de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw. Een belangrijke studie die het onderzoek naar de
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw