114 1D studie naar a) de mate waarin bewegingen van moeder en kind op hetzelfde moment beginnen en eindigen; b) naar de mate van overeenstemming in ritme (bewegen ze op dezelfde ‘maat’); c) naar de mate van coördinatie en vloeiendheid van hun bewegingen zoals je ook kunt kijken naar de choreografie van een dansend paar. Trevarthen et al. (2011) bevestigen deze bevindingen met een prachtig voorbeeld van een 36 uur oude baby in interactie met een volwassene. In deze interactie blijkt de arm van de baby in volkomen synchronie te bewegen met het ritme en de intensiteit van de spraak van de volwassene. De auteurs stellen vervolgens dat het kunnen waarnemen van ritme, harmonie en melodie een aangeboren vermogen is en “without this there is no dance, no music, no narrative, and no teaching and learning of cultural skills” (p. 1). In de studie van Feldman (2007) werden 122 moeders met hun baby geobserveerd tijdens het ‘still-face-paradigm’. In dit paradigma spelen moeders gedurende drie minuten vrij met hun kind, daarna houden ze twee minuten lang hun gezicht neutraal, zonder emoties te tonen, om vervolgens weer in vrij spel het contact met hun baby te herstellen. Tijdens de volledige acht minuten werd de hartslag van baby’s en moeders gemeten. Een verrassende uitkomst was dat de hartslagen synchroniseerden bij de relaties waarbij de synchronie hoog was tijdens het vrij spel. Dit betekent dat op de versnelling of vertraging van de hartslag van de baby, de hartslag van de moeder reageert en binnen een seconde de versnelling of vertraging volgt. Daarnaast bleken baby’s die een hoge mate van synchronie vertoonden in het vrij spel met hun moeder (gemeten met aankijken, aanraken en arousal) beter om te kunnen gaan met de stressvolle periode van de twee minuten daarna, dan de baby’s waarbij de mate van synchronie tussen moeder en baby laag was. De neuropeptide oxytocine speelt een belangrijke rol bij onder meer de moeder-kind binding (Feldman et al., 2007). Moeders met een hoog gehalte aan oxytocine tijdens en kort na de zwangerschap blijken hun gedragingen meer te synchroniseren met die van hun baby dan moeders met een laag oxytocine gehalte. Dit wijst erop dat oxytocine een rol speelt in de mate waarin de moeder het initiatief neemt om contact met haar kind te initiëren. Met dit initiatief worden specifieke gedragingen van de ouder in het contact met de baby bedoeld zoals aankijken, liefdevolle aanraking, met een hoge stem praten en het afstemmen op de toestand en signalen van de baby. Deze worden door Feldman gezien als voorlopers van synchronie en als een biologische aanleg om in gecoördineerde interactie met een ander te kunnen zijn. De vraag is echter of het oxytocine gehalte ook niet het gevolg kan zijn van de synchrone gedragingen tussen moeder en kind. In een studie van Feldman et al. (2010) is deze vraag onderzocht waarbij gekeken is naar moeders en vaders in een 15-minuten durend spel met hun 4 – 6 maanden oude baby. Zowel bij moeders als vaders werd een verhoogd oxytocine gehalte geconstateerd na afloop van het spel ten opzichte van de beginmeting. Dit gold voor moeders die een hoge mate van affectieve interactie onderhielden met hun
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw