Sonja Graafstal en Carine Heijligers

117 GEZAMENLIJKHEID EN ONDERSCHEID overige tijd bestaat uit niet-synchrone momenten zoals moeder kijkt naar speeltje en baby niet. We zullen in de volgende paragrafen zien dat gesynchroniseerde interacties niet zozeer de norm zijn en een doel waarnaar gestreefd dient te worden en evenmin dat nietgesynchroniseerde bewegingen de uitzondering zijn en zoveel mogelijk vermeden moeten worden. Sterker nog, op gezette tijden is niet-gesynchroniseerd zijn noodzakelijk in de dagelijkse omgang met anderen en voor de ontwikkeling van het jonge kind. Zo hebben we reeds laten zien dat het doorbreken van synchronie nodig is om het onderscheid gewaar te worden tussen ‘zelf’ en ‘zelf met de ander’. Daarnaast zijn nietsynchrone momenten belangrijk als een ouder in contact met de baby wil voorkomen dat deze verveeld raakt en zich uit de interactie terugtrekt (Stern, 1985/2000). Ineens iets onverwachts doen kan dat voorkomen. Ten slotte zijn onderscheidende, dus nietgesynchroniseerde, bewegingen nodig om uit een negatieve spiraal te komen om de adaptiviteit te vergroten en tot leren te komen. We zullen deze drie punten in de volgende paragrafen bespreken. Synchronie in een negatieve interactie In de reviewstudie van Field (1995) wordt een overzicht gegeven van studies waarin de interacties tussen depressieve moeders en baby’s onderzocht werden. Uit deze studies blijkt dat baby’s en depressieve moeders meer momenten van synchronie vertonen in negatieve interacties en dat positieve momenten in spel minder voorkomen. Zij delen vooral depressieve gevoelens en zijn samen vaker in een sombere en depressieve staat dan in een opgewekte en vrolijke staat. Niet-depressieve moeders en hun baby’s hebben daarentegen meer momenten van synchronie tijdens spel en delen vooral positieve gevoelens. De gevolgen voor baby’s van depressieve moeders zijn dat deze baby’s vooral gezamenlijkheid ervaren in momenten van somberheid en depressie waardoor baby’s een ‘depressieve stijl’ van interacteren ontwikkelen. Dit patroon zet zich ook door in interacties met niet-depressieve mensen. Het is opvallend dat niet-depressieve mensen geneigd zijn om te synchroniseren met de stillere en meer sombere stijl van de baby’s van depressieve moeders waardoor dit patroon zichzelf bevestigt en in stand houdt. Als de depressie van moeders langer dan zes maanden tot een jaar aanhoudt blijken deze kinderen slechter te presteren op mentale en motorische vaardigheden en blijven zij ook in gewicht en groei achter op kinderen van niet-depressieve ouders. Een concreet voorbeeld waarbij synchronie tijdens de interactie tussen moeder en baby leidt tot stress en paniek bij de baby komt uit een studie van Beebe (2000). In deze studie zien we een moeder in face-to-face contact met haar vier maanden oude baby Stacey. Op een zeker moment is de interactie voor Stacey genoeg geweest en ze raakt gestrest. Het arousalniveau van Stacey stijgt. Haar moeder synchroniseert vervolgens met de stijging van het arousal door extra stimulatie te geven, wat een stijging van 1D

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw