Sonja Graafstal en Carine Heijligers

121 GEZAMENLIJKHEID EN ONDERSCHEID Het adaptief vermogen is dus een belangrijke voorwaarde om te kunnen leren. Adaptiviteit heeft zoals eerder genoemd te maken met het kunnen omgaan met variaties, veranderingen en verschillen. In de studie van Fogel en Garvey (2007) wordt beschreven hoe variaties uiteindelijk leiden tot nieuwe ontwikkelstappen. Zij maken onderscheid in variaties, innovaties en ontwikkelsprongen. Variaties zijn de kleine afwijkingen van het bestaande patroon die de interactie levendig houden. Enerzijds voorspelbaar en toch een beetje anders zoals bij het ‘kiekeboe-spelletje’. Bij innovaties gaat het om het ontstaan van nieuw gedrag, dat nog niet eerder zichtbaar was en dat de voorbode is van een nieuwe ontwikkelstap. Een voorbeeld hiervan is een baby die naar een speeltje reikt en op een zeker moment het speeltje ook kan grijpen. De reik- en grijpschema’s worden gecombineerd, om in termen van Piaget te spreken. Dankzij deze innovatie worden andere en meer complexere handelingen ook mogelijk. Deze innovatie gebeurt tegen de achtergrond van dagelijkse gewone variaties. Bijvoorbeeld een vader die steeds weer zijn hand uitsteekt om het speeltje van de baby te krijgen, maar de baby wil haar schat nog niet afstaan. Dan is opeens het moment daar dat de hand van de baby zich opent en vader het speeltje krijgt. Deze innovatie opent een heel nieuw spectrum voor meer complexe spelvormen en gedragingen. Vader en baby kunnen nu op heel veel verschillende manieren geef-en-neemspelletjes spelen. Ten slotte ontstaat een ontwikkelsprong waarin de baby ontdekt dat het intenties kan uitwisselen door te wijzen naar het speeltje dat zij wil hebben. De basis van variaties is synchronie. Er dient allereerst een herkenbaar patroon ontwikkeld te zijn, waarop gevarieerd kan worden. Zonder herkenbaar patroon is er alleen onderscheid en is er geen ervaring van gezamenlijkheid. Dankzij de stevigheid van een herkenbaar patroon is gezamenlijkheid gewaarborgd en zijn kleine variaties en afwijkingen te onderscheiden. De mate waarin een persoon om kan gaan met deze variaties is bepalend voor de mate van adaptiviteit en dus voor de mate van intelligentie, aldus Piaget (1950). Volgen - Leiden Van synchronie naar gezamenlijkheid en onderscheid In het voorgaande hebben we nadrukkelijk gebruik gemaakt van de kennis over in- en uit-synchronie zijn. We hebben gezegd dat het afwijken van synchronie enerzijds betekent het verbreken van de verbinding, waardoor er onderscheid ontstaat tussen ik en de ander. Het kan anderzijds ook een minieme afwijking inhouden waarbij de verbinding wel blijft bestaan, maar er een variatie in het patroon wordt aangebracht. Om weer aan te sluiten bij de eerder genoemde behoefte om ‘erbij te horen’ en de behoefte aan ‘autonomie’ laten we vanaf nu het begrip synchronie weer los. Het heeft ons geholpen om tot de gevoelservaring van ‘wij’ te komen en de waarde en het belang van niet-synchrone momenten en van variaties op bestaande patronen in te zien. Voor het verwoorden van momenten van verbinding en ‘erbij horen’ zullen we in het vervolg 1D

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw