Sonja Graafstal en Carine Heijligers

124 1D Co-regulatie De voortdurende wisselwerking van posities tussen twee personen kent verschillende benamingen. Zo noemen Cohn en Tronick (1988) dit ‘wederzijdse beïnvloeding’ (mutual influence), Stern (1985/2000) duidt dit proces aan met de term ‘gevoelsafstemming’ (affect attunement), Jaffe en collega’s (2001) noemen het ‘coördinatie’ en Fogel verwijst naar dit proces met de term co-regulatie. In deze paragraaf zullen we de term coregulatie verder uitdiepen. Co-regulatie is het creëren van informatie tussen twee personen, op zo’n manier dat de informatie verandert tijdens het ontvouwen van de interactie (Fogel, 1993, p. 19). Dit houdt in dat de uitkomst van de informatie van tevoren niet bekend is. De betekenis van een gedrag ontstaat gaandeweg tijdens de interactie. Een concreet voorbeeld van co-regulatie is een baby die naar een speeltje reikt dat de ouder in de hand heeft. De hand van de baby opent zich al onderweg om het speeltje te kunnen pakken en de ouder ondersteunt deze beweging met woorden zoals ‘ahhh je wilt de auto hebben hè? Ja, pak hem maar hoor, die is mooi hè? Kom maar, hier is de auto…’; de ouder beweegt tegelijkertijd de hand met de auto richting de hand van de baby. Er kan ook een andere uitkomst ontstaan in deze interactie wanneer de ouder het speeltje loslaat en op haar schoot laat vallen en vervolgens haar platte hand uitreikt naar de baby. De baby kan met deze nieuwe en onverwachte beweging meegaan en bijvoorbeeld de hand van de ouder pakken of de hand van de ouder negeren en opnieuw uitreiken naar de auto op de schoot. Samen ontdekken ze hoe en wat er gespeeld wordt. In het dagelijks leven zijn we snel geneigd om het gedrag van de moeder en kind in termen van intenties te interpreteren. In bovenstaand voorbeeld zou men in het gedrag van de baby het uiten van een verzoek kunnen zien: ‘ik wil de auto’ en het antwoord van de ouder is dan wel of niet ingaan op dat verzoek. Een dergelijke kijk impliceert dat vaststaat dat er intenties worden uitgewisseld. Er wordt dan terug geredeneerd van actie naar intentie en dan kan de interpretatie ontstaan dat de ouder in het eerste voorbeeld gewillig is en coöperatief, omdat ze de auto geeft en in het tweede voorbeeld niet sensitief omdat ze niet in de gaten heeft dat de baby bijvoorbeeld de auto wil hebben. Het is echter de observator die betekenis geeft aan de interactie. Onbedoeld wordt dan voorbijgegaan aan de mogelijkheid dat de intentie ontstaat tijdens de interactie. Het kan immers zijn dat de ouder helemaal geen plan had om de auto te geven, maar door het gedrag van het kind daartoe wordt uitgenodigd. Een verantwoording geven voor gedrag is niet per se verkeerd, maar in de hulpverlening kunnen dergelijke veronderstellingen belemmerend werken en zelfs leiden tot handelingsverlegenheid, want wat moet een hulpgever met een ouder die niet ‘coöperatief’ is of niet ‘sensitief’. Kijken we daarentegen vanuit een co-

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw