Sonja Graafstal en Carine Heijligers

125 GEZAMENLIJKHEID EN ONDERSCHEID regulatieperspectief naar interacties dan ontstaat de betekenis in de stroom van bewegingen tijdens en in de interactie. Hiermee is niet gezegd dat mensen geen interne toestanden of mentale intenties kunnen hebben. Het doel is te laten zien dat beide partners een gelijkwaardig aandeel hebben in de communicatie, dat betekenis ontstaat tijdens de interactie en dat er in de interactie altijd mogelijkheden zijn om nieuwe betekenissen te creëren. Conclusie We zijn dit hoofdstuk begonnen met herhalen van de psychologische behoeften ‘erbij horen’ en ‘autonomie’ als onderdeel van een van de pijlers van Beweging-als-houvast. Analoog aan de hechtingstheorie zijn deze behoeften als posities op een balansmodel geplaatst. Volgens de gehechtheidstheorie gaat het hierbij om een dynamische beweging tussen exploreren en het terugkeren naar de veilige basis (een ouder). Een vergelijkbaar balansmodel zien we terug tegen het eind van het hoofdstuk waarin Beebe et al. (2003b) de posities aan beide uiteinden van de balans presenteren in de vorm van beweging, namelijk van veel naar weinig volggedrag. Hierbij bewerkstelligt veel volggedrag gezamenlijkheid en weinig volggedrag leidt tot onderscheid. Om een ingang te vinden in de literatuur om zo de begrippen gezamenlijkheid en onderscheid concreet te maken, hebben we gebruik gemaakt van beschikbare kennis over synchronie. In de besproken onderzoeken kwam naar voren dat synchronie te maken heeft met hetzelfde ritme tussen twee personen. Maar ook het matchen van dezelfde intensiteit, het hebben van dezelfde kijkrichting of het delen van dezelfde vocalisaties werden beschouwd als vormen van synchronie. Het effect van deze momenten van synchronie is dat er een gevoelservaring ontstaat van ‘wij’, van gezamenlijkheid. Of deze ervaring als positief of negatief geduid moet worden is geheel afhankelijk van de context en de personen in deze interactie. Hetzelfde geldt voor de momenten van niet-synchronie, hetgeen we onderscheid genoemd hebben en waarin de ervaring van ‘ik’ versus ‘de ander’ centraal staat. Wanneer we even terugkeren naar de gehechtheidstheorie dan wordt het waarderen van de kwaliteit van de hechtingsrelatie bepaald door sensitief en responsief oudergedrag. Dit is door Ainsworth gekwantificeerd als ‘bewust zijn van de signalen van het kind, een correcte interpretatie van diens signalen en een adequate en correcte reactie op de signalen van het kind’. In dit hoofdstuk hebben we ‘signalen’ concreet willen maken door ze te benaderen als eigenschappen van een beweging zoals de vorm van een beweging, de intensiteit of het ritme van de beweging. Zo kan elke beweging in een interactie leiden tot gezamenlijkheid of tot onderscheid. ‘Bewust zijn van de signalen van het kind’ kan nu vertaald worden in een beweging zoals ‘waar kijkt het kind naar?’ De volgende aanwijzing van Ainsworth ‘een correcte interpretatie van de signalen’ is als volgt concreet te maken: ‘leidt de beweging van het kind tot gezamenlijkheid of 1D

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw