Sonja Graafstal en Carine Heijligers

131 BEWEGING complexe systemen, dat een overkoepelende theorie is en waarbinnen de complexe systeemtheorie gesitueerd moet worden. De eerstvolgende paragrafen geven een beschrijving van de belangrijkste aspecten van de pre- en postnatale motorische ontwikkeling. Deze beschrijvingen zijn voor het merendeel gebaseerd op het werk van Piek (2006) en Hadders-Algra en Dirks (2000). In de derde paragraaf wordt besproken hoe de motoriek informatie kan geven over de aard van de problemen die kunnen ontstaan in de ontwikkeling. Prenataal De motorische ontwikkeling is zeer nauw verbonden aan de sensorische ontwikkeling en wordt daarom ook wel de sensomotoriek genoemd. We zullen eerst beschrijven wat een foetus tijdens de ontwikkeling kan waarnemen om vervolgens op de bewegingsontwikkeling in te gaan. De mate waarin de zintuigen voor de geboorte ontwikkeld zijn verschilt per zintuig. Zo werd reeds in 1924 vastgesteld dat de foetus op verschillende geluiden reageert (Rosenblith in Piek, 2006). Met de komst van ultrasoundtechnieken kon vastgesteld worden dat alle foetussen van 28 weken knipperen met de ogen op een plotseling geluid. DeCasper en Fifer (1980) toonden aan dat drie dagen oude baby’s de stem van hun moeder herkenden. Het lijkt er dus op dat het gehoor reeds gedurende de zwangerschap goed ontwikkeld is. De tast en het evenwichtsorgaan lijken in de laatste drie maanden te reageren op klinische interventies zoals in utero bloedafname. Wat smaak en reuk betreft zijn er geen experimentele bewijzen dat foetussen gebruik maken van deze zintuigen. Dat ze uitermate goed ontwikkeld zijn bij de geboorte is evident. Hoewel het gezichtsvermogen bij de geboorte al redelijk goed functioneert (niet helemaal, omdat de lichtreceptoren pas drie maanden na de geboorte volledig ontwikkeld zijn), is het onwaarschijnlijk dat deze gedurende de zwangerschap veel input verwerkt; de afwezigheid van licht in de baarmoeder voorkomt dit immers. Wat de motorische activiteit betreft is al meer dan 100 jaar bekend dat een baby voor de geboorte een ruime mate van bewegingservaring heeft opgedaan. Het is echter pas sinds de beschikbaarheid van echografie (jaren 60 van de vorige eeuw) dat het soort bewegingen dat de foetus maakt, bepaald kon worden. Ongeveer 7 tot 8 weken na de conceptie worden de eerste kleine bewegingen vanuit de nek zichtbaar, gevolgd door arm en beenbewegingen. Kort daarna kan de foetus het hoofd van links naar rechts bewegen. Tussen 9 en 12 weken worden uitrekbewegingen, adem, zuig- en slikbewegingen waargenomen evenals hand-mond contact en hand en voet grijpreacties. Hoewel er individuele verschillen zijn in het tijdstip waarop deze bewegingen ontstaan, heeft het merendeel van de foetussen het complete foetale bewegingsrepertoire rond 16 weken tot haar beschikking. De gezonde foetus heeft een voorkeur voor sterk variabele, ritmische, complexe bewegingen (zie de Vries et al., 1982, 1985). 1E

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw