Sonja Graafstal en Carine Heijligers

141 BEWEGING van zintuiglijke eigenschappen niet in deze wetenschappelijke gedachtewisseling terug te zien is. In de volgende paragraaf zullen we het onderscheid dat hij maakt in ‘modale’ en ‘amodale’ kwaliteiten bespreken en laten zien waarom dit belangrijk is geweest voor de onderbouwing van ‘Beweging-als-houvast’. Modale en amodale kwaliteiten Uit de hierboven geschetste karakterisering van de zintuigen kan afgeleid worden dat elk zintuig zogenoemde zintuigspecifieke of modale33 kenmerken kent. Elk zintuig is immers gevoelig voor een specifieke prikkel: de oren voor geluid, de ogen voor licht, de neus voor geuren en de huid voor aanraking. Daarentegen kunnen oren niet zien en ogen niet horen en evenmin is de huid gevoelig voor smaak. Een ander kenmerk van de zintuigen is hun gevoeligheid voor een aantal zintuigonafhankelijke of amodale kwaliteiten. Zo is elk zintuig gevoelig voor intensiteit. De ogen zijn gevoelig voor de sterkte van het licht, de oren voor de hardheid van het geluid, de tong voor de intensiteit van smaakprikkel en de neus voor die van de reukprikkel. De snelheid (i.e., het ritme) waarmee de aan/afwezigheid van de prikkel verandert, wordt eveneens door alle zintuigen geregistreerd evenals de richting van waaruit de prikkel komt, de afstand tot de prikkel of de duur ervan. Dit maakt dat deze (amodale) kwaliteiten zoals richting, snelheid, afstand en intensiteit zintuigonafhankelijk zijn. Stern (1985/2000 leidt uit de door hem geciteerde onderzoeken af dat de amodale kwaliteiten van de zintuigen zogenoemde intersensorische waarneming mogelijk maken. Dit aangeboren vermogen werd door Meltzoff en Borton (1979) zichtbaar gemaakt. In hun onderzoek lieten zij baby’s van 29 dagen oud op een speen sabbelen die ze niet te zien kregen. De helft van de baby’s kreeg een speen met kleine uitstulpingen erop en de anderen helft een gladde speen. Daarna lieten ze beide spenen aan de baby zien en het bleek dat de baby’s langer keken naar de speen die ze in hun mond hadden gehad dan naar de speen waar ze geen ervaring mee hadden. De speen die ze in hun mond ervaren hebben, leken ze met de ogen te herkennen. Er lijkt dus een connectie te zijn tussen de tast en de visuele waarneming. We zouden hier kunnen spreken van een bepaalde spatiële ritmiek die ook visueel waarneembaar is. In dit voorbeeld is dus sprake van crossmodale matching (zie ook hoofdstuk 1c). Crossmodaal matchen zorgt ervoor dat het bombardement aan prikkels snel geordend en gecategoriseerd kan worden. Het vermogen tot intersensorische waarneming lijkt met het ouder worden te verdwijnen of beter gezegd niet bewust meer te worden ervaren (Lewkowicz & Ghanzanfar, 2006). Uitzondering hierop zijn mensen met synesthesie. Een beroemd voorbeeld van iemand met synesthetische waarneming is Damiel Tammet (2007). Hij 33 Modaliteit betekent aard of verschijningsvorm. 1E

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw