Sonja Graafstal en Carine Heijligers

150 1E In de eerste fase (0 – 4 maanden) reageert een baby voornamelijk reflexmatig44. De emotie is relatief ongedifferentieerd of primitief maar wel degelijk vrijwillig. Zo kan een reactie op iets onaangenaams leiden tot krijsen en rood aanlopen. Sommige baby’s zijn al snel in staat om zichzelf te kalmeren of te reguleren door een handje of een stuk deken in de mond te stoppen. In andere situaties heeft de baby een verzorger nodig om dit te bewerkstelligen. In de tweede sensomotorische fase (4 – 20 maanden) is een boze baby in staat om bijvoorbeeld de hand van iemand weg te duwen als die iets doet dat hem niet bevalt. Veelal is een baby binnen een jaar in staat om zijn boosheid te onderdrukken, maar in andere gevallen moet de verzorger eraan te pas komen om de baby te kalmeren. In de representationele fase (20 maanden – 12 jaar) leert het jonge kind woorden geven aan emoties, kan het emoties spelen in een doen-alsof spel en kan het vragen of iemand boos is. Zelfregulatie in deze situaties zien we bijvoorbeeld wanneer het boze kind zich tijdelijk terugtrekt uit de interactie. In andere omstandigheden heeft het kind de hulp van een ander nodig om tot rust te komen. Tenslotte ontwikkelt zich in de abstracte fase (vanaf 12 jaar) een meer gedifferentieerde vorm van boosheid. Zo kan iemand boos zijn omdat hij onrechtvaardig wordt behandeld, miskend wordt of zich beledigd voelt. Afhankelijk van ervaring, context en specifieke context is de persoon in staat om zichzelf te reguleren of is een gesprek met een ander nodig om de emotie te verdragen. Uit deze beschrijving kunnen we afleiden dat er in elke fase van de emotionele ontwikkeling nieuwe vaardigheden geleerd worden45. Emotionele vaardigheid vergelijkt Fischer (1980) met schrijf- of rekenvaardigheid. Een vaardigheid is het vermogen om een actie uit te voeren in een specifieke context (i.e., plaats, tijd materiaal, etc.). De contextgevoeligheid van een vaardigheid is zichtbaar in iemand die jarenlang in een specifieke auto heeft gereden en plotseling een andere auto moet besturen. De vanzelfsprekendheid waarmee deze in de eigen auto reed kan zomaar verdwijnen. Zo is het ook met emoties. Zo kan iemand wellicht prima haar emotie reguleren als deze ’s ochtends ontdekt dat het brood op is, maar wordt zij witheet als ze vervolgens ontdekt dat haar fiets is gestolen (zie ook Fogel & Thelen, 1987). Op emoties is een vergelijkbare redenering van toepassing als op niet-emotioneel gedrag. Hoe meer variaties iemand tot zijn beschikking heeft hoe beter deze in staat is om te gaan met de mensen en situaties in de wereld om zich heen. Daarnaast zijn emoties niets anders dan bewegingen. Op de beweging die aan de emoties ten grondslag 44 De term reflex is enigszins verwarrend, omdat niet verwezen wordt naar automatische onvrijwillige reacties zoals de kniepeesreflex. 45 De theorie van Fischer et al. (1990) is gebaseerd op Fischer’s (1980) theorie over vaardigheden.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw