Sonja Graafstal en Carine Heijligers

165 DEELNEMERS EN PROCEDURE naar hoofdstuk 2c. In vier casussen werd gebruik gemaakt van de kijkrichting van de hulpgever en hulpvrager. In één casus werden hun rompbewegingen gemeten met behulp van een WII-balance board en in één casus werd de tijdserie gevormd door perioden van spreken en zwijgen van hulpgever en hulpvrager. Daarnaast werd in zes gevallen gebruik gemaakt van de Motion Energy Analysis (MEA)-variabele. Ten slotte werden in drie casussen ook Initiative Response (IR) variabelen (IR-coëfficiënten en verschilscores) gemeten. De belangrijkste kwantitatieve analysetechniek is Cross Recurrence Quantification Analysis (CRQA; Webber & Zbilut, 2005) die in alle casussen werd toegepast behalve die in hoofdstuk 3i. Tevens werd in drie casussen gebruik gemaakt van de Linells Initiative Response methode voor het analyseren van interactionele dominantie van twee gesprekspartners (Linell et al. 1988). Ten slotte werd in twee casussen gebruik gemaakt van zelfrapportage, zoals vragenlijsten en interviews. Van zes casussen is bekend hoe het met de hulpvrager is gegaan na de interventie (het ontwikkelingsverloop). Tabel 2a.3 Overzicht van Variabelen en Analysetechnieken Casus Tijdserievariabelen Analysetechnieken Ontwikkelingsverloop 3a Kijkrichting CRQA Ja 3b Rompbeweging CRQA en Vragenlijsten Ja 3c Kijkrichting CRQA en Zelfrapportage Ja 3d MEA CRQA Ja 3e Kijkrichting en MEA CRQA Nee 3f Spreken, MEA en IR-coëfficiënten CRQA en Linell Ja 3g Kijkrichting en MEA CRQA Ja 3h 1 MEA en IR-verschilscores CRQA en Linell Nee 3h 2 MEA en IR-verschilscores CRQA en Linell Nee 3i 1 - Observaties en Interviews Nee Rapportage casussen De casussen in de hoofdstukken 3a tot 3i kennen een vergelijkbare structuur. Elke casus begint met de probleemstelling waarbij de gezinssituatie van de hulpvrager wordt geschetst, de DSM-diagnose wordt gegeven en een beschrijving van het gedrag wordt gepresenteerd. Daarna volgt onder de noemer gedragsanalyse een korte beschrijving van de expertise en achtergrond van de hulpgever, een bewegingsanalyse van de interactie tussen hulpgever en hulpvrager (0- of voormeting) en een interpretatie van de beschrijving vanuit de methode Beweging-als-houvast. Hieruit volgt het hulpverleningsplan ofwel de wijze waarop de hulpgever aangemoedigd wordt om zich anders te gaan gedragen in het contact met de hulpvrager. In de paragraaf beïnvloeding van de beweging wordt vervolgens concreet gemaakt op welk bewegingskenmerk de hulpgever het beste kan inzetten. In de paragraaf resultaten wordt opnieuw een 2A

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw