Sonja Graafstal en Carine Heijligers

174 2B De relevantie van deze analyse is dat er cognitieve vaardigheden voor nodig zijn om over verleden en toekomst te kunnen praten en over zaken die niet zichtbaar in de ruimte aanwezig zijn. We komen in de praktijk regelmatig hulpvragers tegen bij wie deze vaardigheden ontbreken, terwijl ze wel de kalenderleeftijd hebben waarop men verwacht dit te kunnen. Beïnvloeding richting Hieronder volgen twee voorbeelden van de beïnvloeding met het bewegingskenmerk richting. Een interactie van een ouder met een driejarige peuter en een interactie van een hulpgever met een 11-jarige hulpvrager. De activiteiten in de voorbeelden zijn passend bij de betreffende leeftijden. Waar het hier om gaat is de overeenkomst in de onderliggende interactiestructuur in beide voorbeelden. Kitty van drie jaar loopt in de kamer heen en weer, ze pakt speelgoed van de grond, kijkt er naar, laat het vallen, loopt naar het volgende speeltje, kijkt ernaar en loopt weer door. Haar vader volgt Kitty door in eenzelfde tempo te lopen, te benoemen wat ze doet, ook speelgoed te pakken en dit aan te reiken. Kitty kijkt ernaar pakt het aan en laat het vervolgens weer op de grond vallen. Nu neemt vader een initiatief tot een onderscheidende richting, hij pakt speelgoed van de grond, gaat op de grond zitten en speelt ermee. Kitty gaat vervolgens ook zitten om met haar vader mee te spelen. Timo van 11 is samen met hulpgever Myra cup cakes aan het bakken. Hij roert het beslag in de kom en loopt plotseling naar het raam omdat hij zijn vriendjes buiten ziet spelen. Myra staat bij het aanrecht en de beslagkom. Ze vraagt aan Timo of hij zijn vriendjes buiten ziet, ‘leuk hè, zegt ze, wil je ook buitenspelen?’ Als Timo knikt vervolgt ze: ‘als we klaar zijn gaan we ook naar buiten, goed?’ En vervolgens zegt ze dat het beslag er goed uitziet en dat ze al bezig is om de cupjes te vullen: ‘kijk eens hoe ver ik al ben?’ Timo keert zich om en komt weer terug richting de beslagkom, maar bedenkt halverwege dat hij zin heeft in ranja en wendt zich naar de koelkast. Myra zegt dat hij eerst de cupjes mag vullen en dat ze daarna samen ranja gaan drinken. Timo komt weer terug bij het aanrecht en helpt Myra met het vullen van de cupjes. Samengevat. Wat we in beide voorbeelden zien, is dat de structuur van de interactie hetzelfde is, ongeacht of het kind nu drie of elf jaar oud is. Zowel Kitty als Timo hebben veel verschillende richtingen. Ze kijken en lopen diverse kanten op. Ze zijn nu hier en dan weer daar met hun aandacht. Vader en Myra volgen een tijdje de richting van de kinderen. Vader volgt Kitty fysiek en Myra volgt Timo door te benoemen waar hij naar kijkt. Vader en Myra nemen vervolgens een onderscheidende richting. Vader gaat op de grond zitten en Myra richt haar aandacht weer op het beslag van de cupcakes. De kinderen volgen de beweging. Kitty gaat naast vader op de grond zitten en Timo

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw