Sonja Graafstal en Carine Heijligers

179 HULPVERLENINGSPROCES Beïnvloeding spierspanning De ouder-kind interactie in het eerste voorbeeld gaat over een moeder en haar twee maanden oude zoontje Ruben. In het tweede voorbeeld staat de interactie tussen hulpvrager Martijn van en hulpgever Joris centraal. Ook hier is de overeenkomst tussen de onderliggende interactiestructuur het onderwerp van de twee voorbeelden. Ruben van 2 maanden oud huilt voor de ouder zonder aanwijsbare reden en spant hierbij zijn hele lijfje aan. De benen en de armpjes zijn strakgespannen en de stress bij Ruben stijgt zichtbaar. Moeder pakt hem op en past haar stemgeluid zo aan dat deze past bij de intensiteit van Ruben. Vervolgens praat moeder met een steeds lagere intensiteit tegen hem in de verwachting dat hij haar volgt en de hoge spierspanning langzaam daalt naar een aanvaardbaar niveau; Ruben kalmeert. Martijn van 14 hangt onderuitgezakt op zijn stoel aan tafel. Tegenover hem zit Joris, de hulpgever, klaar om een spel met Martijn te spelen. Deze hangt echter onderuit op zijn stoel en lijkt niet van plan om naar voren te komen. Daarnaast kijkt Martijn ongeïnteresseerd naar buiten. In plaats van Martijn bij het spel te roepen, besluit Joris een andere tactiek toe te passen. Hij gaat ook onderuit op zijn stoel hangen en kijkt naar het schilderij dat aan de wand hangt. Hij mompelt dat de bloemen op het schilderij wel erg gek geschilderd zijn. Hij vraagt aan Martijn wat hij van het schilderij vindt. Martijn haalt zijn schouders op en zegt: ‘weet niet’. Joris blijft onderuit gezakt zitten en babbelt nog wat door over het schilderij en wat er nog meer in de ruimte te zien is. Dan gaat hij rechtop zitten en vraagt of Martijn zin heeft in wat drinken. Martijn knikt en komt rechtop zitten als Joris de beker naar hem toeschuift. Joris pakt vervolgens ook zijn beker met drinken. Na het drinken start Joris het spel en als zijn beurt geweest is volgt Martijn hem. Ze spelen samen net zolang door tot een van beide gewonnen heeft. Samengevat. In het voorbeeld van Ruben en moeder herkennen we het ‘tunen’ dat we besproken hebben in het hoofdstuk over ‘affect attunement’. Moeder helpt Ruben in de regulatie van zijn emotie en gebruikt hiervoor de intensiteit van zijn huilen dat ook zichtbaar is in de spierspanning. Ze gebruikt haar stem als middel om aan te sluiten bij zijn hoge intensiteit en spierspanning om vervolgens, middels de intensiteit van haar stem, te dalen in intensiteit en spierspanning. Spierspanning is immers ook waar te nemen in het gebruik van de stem. Joris gebruikt de lage spierspanning (en houding) van Martijn om even gezamenlijk te worden. Vervolgens onderscheidt Joris zich van Martijn door zijn spieren weer aan te spannen en rechtop te gaan zitten. Het drinken helpt mee om Martijn weer rechtop te laten zitten, zonder dat er gemopperd hoeft te worden over de houding 2B

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw