Sonja Graafstal en Carine Heijligers

183 HULPVERLENINGSPROCES Koen verandert echter eerder dan Iris van onderwerp, houdt zich ook met meer onderwerpen bezig dan Iris, beweegt in meer richtingen dan zij en is bovendien sneller en heeft vaker een hogere spierspanning. Uit de interactiekolom blijkt dat Koen en Iris elkaar heel soms volgen. Dit is te zien op het moment dat Koen een antwoord geeft op de vraag van Iris of hij iets wil drinken en op het moment dat Iris achter Koen aan loopt richting de deur. Hulpverleningsplan Het plan dat in samenspraak met Iris wordt opgesteld heeft tot doel om meer gezamenlijke momenten te creëren en wederkerigheid in de interactie te vergroten. Het normatieve doel is dat Koen gaat passen bij de maatschappij waarin wederkerig gedrag, gezamenlijkheid en verbinding maken met de ander tot het repertoire van iedereen behoort. Het eerste doel is dat Koen gaat ervaren dat je gezamenlijk kunt zijn met iemand tijdens een activiteit en dat dit plezierig kan zijn. De tweede stap is dat Koen ook zelf de gezamenlijkheid kan opzoeken, omdat hij Iris kan gaan volgen in haar gedrag. Beïnvloeding van de beweging Op basis van de bewegingsanalyse wordt besloten dat Iris gaat werken aan meer gezamenlijkheid op het gebied van het bewegingskenmerk richting. Iris ervaart in relatie tot Koen de meeste mogelijkheden op dit bewegingskenmerk en zij denkt dat zij meer gezamenlijk kan worden met Koen wanneer zij gaat aansluiten bij de richting van Koen. Vanuit die gezamenlijkheid kan volggedrag ontstaan en ontwikkelt Koen de structuur van ‘de ander kunnen volgen’ in de beweging. De verwachting is en de ervaring leert dat wanneer een hulpgever zich concentreert op één bewegingskenmerk, de overige kenmerken vanzelf ‘meegroeien’. Een andere hulpgever die het gemakkelijker vindt om zijn of haar snelheid van bewegen te variëren, zou zich misschien liever richten op het bewegingskenmerk ‘snelheid’. Door de snelheid aan te passen aan die waarmee Koen zich door de ruimte beweegt zal naar alle waarschijnlijkheid ook de richting van de hulpgever en Koen meer gezamenlijk worden en de afstand verkleind worden. Het ligt dus aan de mogelijkheden en voorkeuren van de hulpgever op welk bewegingskenmerk deze zich richt om verandering te veroorzaken. Resultaat en evaluatie De voortgang van hun samenzijn wordt elke drie weken met nieuw filmmateriaal geanalyseerd. Opnieuw worden interacties bestudeerd en wordt de balans opgemaakt. Op basis van de nieuwe analyse wordt een volgende stap in de beïnvloeding gezet die weer de input vormt van de komende ontmoetingen. Zo ontstaat een transactioneel model waarbij de huidige input de nieuwe uitgangspositie vormt voor de volgende fase. Beslissingen en handelingen volgen elkaar op en beïnvloeden elkaar tot het doel bereikt is. Wanneer blijkt dat Koen de ander kan volgen, initiatief kan nemen en gezamenlijk kan zijn, dan kan Koen ‘overgedragen’ worden naar een andere vorm van hulp, scholing of onderwijs. Hij heeft immers ervaren hoe het is om wederkerig te zijn in het contact. Dit betekent dat hij kan leren in een schoolse setting, in clubverband of 2B

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw