Sonja Graafstal en Carine Heijligers

205 DATA-ANALYSE Tabel 2c.2 Waarden van de Recurrentievariabelen op basis van Afbeelding 2c.17* Kijken naar de Ander Kijken naar de Omgeving Kijken naar A en O RR 54/324 = 16,7% 108/324 = 33,3% 162/324 = 50,0% DET 10/54 = 18,5% 27/108 = 25,0% 37/162 = 22.8% MEANline 10 van 2 = 2 22 van 2 en 5 van 3 = 2,2 5 van 3 en 32 van 2 = 2,1 MAXline 2 3 3 LAM** Ouder volgt kind 26/33 = 78,8% 37/39 = 94,9% 63/72 = 87,5% Kind volgt ouder 8/17 = 47,1% 47/62 = 75,8% 55/79 = 69,9% TT** Ouder volgt kind58 2 3,70 2,74 Kind volgt ouder 4 2,47 2,52 Noot. * het totaal aantal mogelijke recurrente punten = 324 (18 * 18 tijdstippen). Het aantal recurrente punten voor ‘kijken naar de Ander’ = 54; voor ‘kijken naar de Omgeving’ = 108; het totaal aantal recurrente punten is dus 162. ** Ouder volgt Kind betreft de verticale lijnen en Kind volgt Ouder betreft de horizontale lijnen. De CRQA-maten uit Tabel 2c.2 geven een beschrijving van het fictieve gedrag van een interactie tussen moeder en kind gebaseerd op de RP van Afbeelding 2c.17. Zo blijkt uit de Recurrence Rate (RR) dat de dyade meer tegelijk kijkt naar de omgeving dan naar elkaar. Ook is de volharding van synchronisatie in het patroon van ‘kijken naar Omgeving’ hoger dan in het patroon van ‘kijken naar de Ander’. Dit is af te lezen uit de cijfers van DET. Dit betekent dat de synchronie en de voorspelbaarheid van de dyade groter is wanneer beide partners naar de omgeving kijken dan wanneer zij naar elkaar kijken. Wat volhouden van eenzelfde patroon betreft tussen kijken naar de Ander en kijken naar de Omgeving is er nauwelijks verschil: MEANline en MAXline zijn vrijwel gelijk. Daarentegen laten de volgmaten van LAM zien dat de ouder het kind veel vaker volgt in het kijken naar de Ander en de Omgeving dan dat het kind de ouder volgt. Deze verschillen zijn substantieel. De TT laat zien dat het volgen door het kind langer duurt bij het kijken naar de Ander dan het volgen door de ouder, terwijl het volgen door de ouder bij het kijken naar de Omgeving langer duurt dan door het kind. Samengevat kan gesteld worden dat ouder en kind sterker gesynchroniseerd zijn tijdens het kijken naar de omgeving en dat dit gedrag langer wordt volgehouden dan tijdens het kijken naar elkaar. Bovendien is de ouder veel meer geneigd het kind in beide 58 Toelichting berekening TT: De gemiddelde lijnlengte waarbij de Ouder het Kind volgt in ‘kijken naar de ander’ is 2. Dit is het gemiddelde van de punten A op de verticale lijnen boven de LOS. De LOS wordt niet meegeteld omdat het over volggedrag gaat en niet over gelijktijdigheid. De gemiddelde lijnlengte waarbij de Ouder het Kind volgt in ‘kijken naar de omgeving’ is 3,70. Voor A en O samengevoegd betekent dit: alle lijnlengtes A en O gedeeld door het aantal verticale lijnen boven de LOS: (26 + 37)/ 23 = 2,74. Voor het berekenen van Kind volgt Ouder geldt dezelfde redenatie, alleen betreft het dan de horizontale lijnen onder de LOS, waarbij de LOS niet wordt meegeteld. 2C

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw