Sonja Graafstal en Carine Heijligers

207 DATA-ANALYSE In Afbeelding 2c.19 wordt een grafische weergave getoond van een lagprofile afkomstig uit de casus van hoofdstuk 3a. In deze afbeelding staat de uitkomst afgebeeld van de berekening voor volgen en leiden in ‘kijken naar de ander’ tussen een hulpgever en een hulpvrager. De totale tijdspanne waarbinnen gekeken wordt is + of – 10 seconden rondom de LOS. De 0 in deze grafiek is dus in feite de proportie recurrente punten op de LOS. Wanneer de piek van deze grafiek aan de linkerkant van de 0-lijn ligt dan betekent dit dat de hulpgever leidt. Er liggen dan meer recurrente punten boven de LOS; het gedrag van de hulpgever wordt gemiddeld vaker op een later tijdstip herhaald door de hulpvrager. Wanneer de piek aan de rechterkant van de 0-lijn ligt, dan leidt de hulpvrager. Er liggen dan meer recurrente punten onder de LOS, wat laat zien dat het gedrag van de hulpvrager gemiddeld vaker op een later tijdstip herhaald wordt door de hulpgever. Ligt de piek exact op de 0-lijn, dan vertonen beide personen gemiddeld vaker gelijktijdig hetzelfde gedrag. Zo’n grafische weergave is dus zeer behulpzaam in het weergeven van een proces hoe een dyade zich al dan niet ontwikkelt naar een wederkerige en gelijkwaardige interactie. Daarnaast is de tijd tussen twee opeenvolgende gedragingen van belang (time-lag). Hoelang duurt het voordat de ene persoon de ander volgt in bijvoorbeeld aankijken. Wat is daarin gemiddeld genomen ‘normaal’ voor bepaalde leeftijdsgroepen? Bij baby’s tussen 3 en 4 maanden volgen de moeders, in een niet-klinische groep, tussen 1,5 en 2 seconden het gedrag van hun baby. Dit betekent dus dat de baby leidt en de ouder volgt. Wanneer baby’s 9 maanden of ouder zijn verschuift de leid-volgstructuur steeds meer naar gelijkwaardigheid en neemt de time-lag af (Feldman et al., 1996). Uit de studie van Warlaumont et al. (2010) blijkt dat ouders over het algemeen binnen 1 seconde reageren op de vocalisaties van hun kinderen die in deze studie tussen de 16 – 48 maanden oud waren. Dit wordt gezien als wenselijk om gezamenlijkheid waar te nemen. In het voorbeeld van Afbeelding 2c.19 is te zien dat de piek ligt bij -1.1. Dit betekent dat de hulpgever het initiatief tot aankijken neemt en dat de hulpvrager er gemiddeld genomen 1.1 seconde over doet om terug te kijken. Om er zeker van te zijn dat de gevonden piek in het lagprofile niet het gevolg is van toeval wordt het 99% betrouwbaarheidsinterval bepaald59. In Afbeelding 2c.19 is dit interval te herkennen aan de twee horizontale lijnen die tussen 0.043 en 0.051 liggen. De piek ligt daarbuiten, waardoor aangenomen mag worden dat het leiden door de hulpgever geen toevallig resultaat is, maar zeer waarschijnlijk een reële weerspiegeling is van wat er zich tussen de hulpvrager en hulpgever afspeelt. 59 Een betrouwbaarheidsinterval geeft de mate van zekerheid waarmee een uitspraak gedaan kan worden over de gevonden waarden. Waarden binnen het interval worden gezien als toevallig; waarden daarbuiten wijzen op het bestaan van een reëel patroon. 2C

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw