212 2C De mate van dominantie van ieder van de gesprekspartners, de zogenoemde IR-index, kan worden berekend door de mediaan te bepalen van de frequenties op de zespuntschaal van interactionele sterkte. De mate van (a)symmetrie is dan de verschilscore van de twee IR-indexen van de gesprekspartners. Ligt deze in de buurt van 0 dan is er evenwicht wat dominantie betreft; naarmate het verschil groter wordt is de dominantie van een van de gesprekspartners duidelijk groter en van de ander dus kleiner en spreken we van een dominantieverschil. Enkele andere maten die afgeleid kunnen worden van de 18 categorieën zijn de zogenoemde B-, E-, S-, O- en F-coëfficiënten (voor de betekenis van de 18 categorieën wordt verwezen naar de Bijlage). De B-coëfficiënt, gebaseerd op categorie b, verwijst naar de proportie uitgebreide antwoorden. De E-coëfficiënt, gebaseerd op categorie e, is de proportie adequate antwoorden zonder dat deze van zichzelf initiërende eigenschappen bevat. De S-coëfficiënt, gebaseerd op de categorieën a, c, f, i, k en m, is de proportie sterke initiatieven. De O-coëfficiënt, gebaseerd op de categorieën i, j, k, l, m en n, is de proportie vermijdingen om in te gaan op de kern van dat wat de gesprekspartner inbrengt. De F-coëfficiënt, gebaseerd op de categorieën c, d, f, g, h en q, verwijst naar de proportie beurten die niet aansluiten bij de voorgaande beurt van de spreker of van die van de gesprekspartner. In Afbeelding 2c.22 wordt het gecodeerde voorbeeld van Afbeelding 2c.4 opnieuw weergegeven, maar nu met de bijbehorende coëfficiënten.
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw