Sonja Graafstal en Carine Heijligers

22 INLE ID ING Opzet proefschrift Het onderzoek naar een theoretische grondslag voor Beweging-als-houvast heeft geleid tot een vijftal theoretische hoofdstukken die in Deel 1 besproken worden. Deze vijf hoofdstukken vormen samen het antwoord op de vraag of er sprake is van een werkingsmechanisme. Het uiteindelijke antwoord hierop zal in hoofdstuk 4a besproken worden. Deel 2 omvat de methodesectie van de empirische studie, een meervoudige gevalsstudie. In Deel 3 bespreken we een tiental casussen om de vraag te kunnen beantwoorden naar empirische evidentie voor het veronderstelde werkingsmechanisme. Het antwoord hierop wordt in hoofdstuk 4b besproken. Deel 5 omvat de valorisatie van Beweging-als-houvast om, zoals gezegd, de derde onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden. Theorie In hoofdstuk 1a komen de drie belangrijkste concepten aan de orde die het uitgangspunt vormen van de methode, namelijk ‘beweging’, ‘relatie’ en ‘zelfbegrip’. Op een conceptueel en enigszins filosofisch niveau worden deze uitgangspunten besproken en vormen zo samen het fundament van de methode. Allereerst worden het belang en de rol van beweging in de ontwikkeling van ieder mens belicht. We onderschrijven de uitspraken van Sheets-Johnstone (2011) dat beweging de moeder van alle cognitie is en het hart van het leven. De tweede pijler van de methode is relatie. Hieronder verstaan we uiteraard de relatie van de ene persoon tot de ander. De hulpverlening bestaat immers uit de relatie hulpvrager en hulpgever. Ook maken we duidelijk dat een persoon altijd ingebed is in een systeem van invloeden en relaties, dat verder reikt dan het kerngezin of de pedagogische relatie. Ten slotte besteden we aandacht aan de relatie van de waarnemer met het waargenomene, het fenomeen, en de betekenis die er aan de waarneming wordt gegeven. Dit is belangrijk omdat we te maken hebben met het perspectief van de hulpgever; deze is geneigd te zoeken naar de betekenis of de duiding van het gedrag dat de hulpvrager laat zien. Ten derde staat zelfbegrip centraal als basis voor een volwaardig en menswaardig leven. We bespreken hier wat verstaan wordt onder het begrip ‘zelf’ en wanneer kan er gesproken worden over ‘een zelf’? Vervolgens worden aan de hand van de Self Determination Theory de aangeboren en psychologische behoeften van ieder mens besproken. Voor een gezond zelfbegrip zijn ‘verbinding met anderen’, ‘autonomie beleven’ en een ‘gevoel van competentie ervaren’ noodzakelijk. Gebrek aan een van deze drie leidt tot achteruitgang en is schadelijk voor de psychische gezondheid (Deci & Ryan, 2000). De volgende stap in onze zoektocht (hoofdstuk 1b) is het expliciteren van onze visie ten aanzien van ontwikkeling en het schetsen van een kader waarbinnen het gedrag verklaard en de werkwijze verantwoord wordt. Wij hebben ons ‘thuis’ gevonden in de visie van de complexe systeemtheorie (CST). De complexe systeemtheorie biedt een kader waarin het specifieke van elke casus kan worden beschreven, oftewel het unieke

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw