Sonja Graafstal en Carine Heijligers

221 DEWY - MIREILLE Samenvatting In deze casus staat Dewy centraal, een 7-jarig meisje dat een jaar na haar geboorte in een pleeggezin is gaan wonen. Dewy vertoont onacceptabel en onaangepast gedrag en is op geen enkele manier via verbale taal te corrigeren. In het dossier was sprake van de diagnoses reactieve hechtingsstoornis en ADHD. De gezinsrelaties zijn dermate verstoord dat een uithuisplaatsing op termijn onvermijdelijk lijkt. Uit de analyse van de balans van gezamenlijkheid en onderscheid van Dewy en de hulpgever kwam naar voren dat de momenten van onderscheid vaker voorkwamen dan de momenten van gezamenlijkheid. Bovendien bleek dat de weinige momenten van gezamenlijkheid ontstonden op initiatief van de hulpgever, aangezien de hulpgever degene was die Dewy volgde in haar bewegingen. De meeste tijd was de hulpgever de persoon die vooral volgde. Het doel van de hulpverlening was het ontwikkelen van wederkerigheid. Dit vertaalde zich concreet in het veroorzaken van volggedrag van Dewy en het verlengen van de duur van de gezamenlijke momenten. Volgens Stern (1985/2000, zie Hoofdstuk 1c) leidt volggedrag tot een gewaarzijn van de ander. Op basis van deze theorie was de verwachting dat wanneer wederkerige interacties zouden ontstaan, Dewy de gevolgen van haar handelen op de ander beter zou waarnemen. De verwachting was verder dat wanneer Dewy volggedrag ontwikkelde in relatie tot de hulpgever, dit ook zou generaliseren naar anderen en de onderlinge relaties tussen Dewy en haar gezinsleden zou verbeteren. De beïnvloeding vond plaats via bewegingskenmerk richting, waarbij de hulpgever, gedurende een traject van acht maanden, zich allereerst richtte op het ontwikkelen van een gezamenlijke kijkrichting naar het spel en in tweede instantie op een gezamenlijke kijkrichting naar elkaar. Op basis van CRQA hebben we vastgesteld dat er na acht maanden hulpverlening sprake is van een toename in volggedrag van Dewy en een toename in de duur van de gezamenlijke ‘kijkrichting spel’ en ‘kijkrichting ander’. Hiermee is de geboden interventie succesvol gebleken. De verwachting dat gezinsrelaties verbeteren is deels uitgekomen want een uithuisplaatsing is niet langer aan de orde. Om het volggedrag dat ontstaan is in relatie met de hulpgever verder te ontwikkelen in relaties met de andere gezinsleden, wordt de hulpverlening verlengd met twee jaar, waarvan in deze casus kort verslag gedaan wordt in Bijlage C. In de discussie staan we stil bij de diagnoses reactieve hechtingsstoornis en ADHD die in deze casus werden verondersteld. Vanwege de ontwikkeling die Dewy heeft doorgemaakt, stellen we vragen over het vaststaande karakter die diagnoses kunnen 3A

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw