Sonja Graafstal en Carine Heijligers

23 INLE ID ING of idiografische aspect van ontwikkeling. Tegelijkertijd biedt CST een kader waarin de universele kenmerken in de verschillende casussen, het wetmatige of nomothetische van ontwikkeling, aangetoond kunnen worden. Deze visie wordt in dit hoofdstuk slechts in algemene zin uitgelegd. In de hoofdstukken 4a en 4b laten we zien waarom en op welke manier de methode Beweging-als-houvast naadloos past in het gedachtengoed van de complexe systeemtheorie. In hoofdstuk 1c gaan we opnieuw in op het begrip relatie, maar nu vanuit het perspectief dat een relatie noodzakelijk is voor overleven, groei en ontwikkeling. Dankzij Lorenz en Bowlby krijgen we voor het eerst meer zicht op ons idee over ‘meebewogen zijn’. Lorenz toonde aan dat ganzenkuikens het eerste bewegende object volgen nadat ze uit het ei gekropen zijn, ongeacht of dit object moeder gans is of de laarzen van Konrad Lorenz. Om te kunnen overleven is de bescherming van de ouder nodig en daarvoor is volggedrag noodzakelijk. Bowlby plaatste vervolgens het zoeken naar bescherming en veiligheid in het kader van de hechtingstheorie. Dit idee is uitgewerkt in een model waarin een kind een balans zoekt tussen exploreren en veiligheid zoeken bij de ouder. De beweging van de ouder af (exploreren) en naar de ouder toe (veiligheid) komt in dit model duidelijk naar voren. Het is een beweging van volgen en initiatief nemen en dient in dit geval de hechtingsrelatie. Aan de hand van Daniel Stern kunnen we echter nog een stap verder gaan. Hij laat in zijn boek The Interpersonal World of the Infant (1985/2000) op illustratieve wijze de verwevenheid van de ouder en de baby zien in de ontwikkeling van het zelfbegrip. Een verwevenheid die geheel gebaseerd is op wederzijdse bewegingen, volggedrag en initiatiefname. Hij verfijnt de balans van exploreren en veiligheid zoeken naar een balans tussen de ontwikkeling van ‘zelf’ en de ontwikkeling van ‘zelf-met-de-ander’ of anders gezegd naar een balans tussen ‘autonomie’ en ‘gezamenlijkheid’. De volgende stap die we gemaakt hebben is om uit te leggen waarom de woorden autonomie en gezamenlijkheid ons verder helpen in de zoektocht naar een werkingsmechanisme. Dit doen we in hoofdstuk 1d. De technieken waar ouders gebruik van maken in de communicatie met jonge baby’s steunen op begrippen als synchronie, verbinding en autonomie, volggedrag en initiatiefname. Dit is door Stern al uitvoerig naar voren gebracht in het vorige hoofdstuk. In hoofdstuk 1d laten we vele wetenschappers aan het woord die onderzoek gedaan hebben naar ouder-kind interacties. Synchronie tussen ouder en baby komt in deze onderzoeken veelvuldig naar voren. Deze synchronie vindt plaats in de bewegingen van ouder en kind zoals de wederzijdse snelheid, het ritme, de vorm van de beweging, de hartslag en de hormoonhuishouding. Dan wordt het tijd om beweging een eigen hoofdstuk te geven en dat doen we in hoofdstuk 1e. Hier verkennen we verschillende aspecten die met het concept ‘beweging’ te maken hebben, zoals bewegingsontwikkeling, bewegingskwaliteiten en I

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw