Sonja Graafstal en Carine Heijligers

233 DEWY - MIREILLE van onderwerp en kijkrichting zijn afgenomen. Dat was uiteraard een van de uitkomsten die we hoopten te bereiken. De vraag die dit echter oproept is wat dit nu betekent voor de vaststelling van ADHD die in het verleden gedaan is? Kunnen we nog wel spreken van ADHD, omdat de uiterlijke kenmerken zijn afgenomen? De uitkomst van deze casus zet aan tot nadenken over de manier waarop er gesproken wordt over ADHD, als zijnde een eigenschap en kenmerk van de persoon. Onze interpretatie is dat het gedrag van Dewy bij aanvang veel meer weg heeft van een baby die willekeurige bewegingen laat zien en die in relatie met de ouder moet leren om de aandacht te richten en te verlengen. Dat dit ook heeft geleid tot betere prestaties op school is te lezen in Bijlage C. Terugblik op de hulpverlening door pleegmoeder en Dewy Nadat de hulpverlening van in totaal drie jaar63 is afgesloten, is er een gesprek geweest met pleegmoeder en Dewy over hoe zij terugkijken op de afgelopen periode. Pleegmoeder verwoordt de ontwikkeling van Dewy als volgt: ‘Wij hebben ons grote zorgen gemaakt of Dewy wel een prettig leven zou kunnen hebben. Daar hebben wij nu meer vertrouwen in gekregen. Dewy heeft nu de mogelijkheid om op een fijne manier volwassen te kunnen zijn. Ze kan relaties aangaan, weet wat ze zelf wil en zorgt voor de ander. Zoals het nu gaat hebben we nooit kunnen voorzien of hopen. Dewy voelt bijna als een ‘gewoon’ meisje van 10 jaar oud. Dat is niet helemaal zo, maar zo voelt het wel. Ze kan haar eigen behoeftes inschatten en verwoorden en ze praat over dingen die haar bezig houden. Ik denk dat de grootste verandering is, dat ze een ander kan waarnemen en samenwerken met een ander. Dewy weet nu wat ’wij’ is, en wat ‘samen iets ondernemen inhoudt’, ze weet nu dus meer dan alleen het ’ik’. Ook Dewy heeft woorden voor de veranderingen die ze heeft doorgemaakt. ‘Mijn karakter was 3 jaar geleden heel anders. Ik was druk, wilde altijd de baas spelen, ik bepaalde wat we gingen doen of wat de regels waren. Daarin ben ik heel erg veranderd. Ik laat nu ook anderen kiezen of bepalen hoe we een spel gaan spelen, of ik overleg met de ander en kan ook luisteren. Vroeger draaide alles om mij. Nu ben ik samen met een ander, een team. Ik spreek ook veel af met kinderen hier uit de buurt. Thuis gaat het ook veel beter met mijn broer en zussen. Ik heb nog wel eens ruzie maar niet meer altijd. Ik kan het nu ook goed met ze vinden. En met mijn ouders kan ik het helemaal goed vinden’. 63 De wetenschappelijke studie heeft acht maanden geduurd, daarna is er nog een vervolgtraject geweest van twee jaar om de ontstane wederkerigheid die in relatie met de hulpgever is ontstaan, ook verder te integreren naar alle gezinsleden, school en vriendenkring. Zie Bijlage C voor een kort verslag van dit traject. 3A

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw