Sonja Graafstal en Carine Heijligers

241 MENNO – JORAM Samenvatting In dit hoofdstuk staat Menno centraal, een 21-jarige jongeman die samen met zijn twee broers van respectievelijk 23 en 20 jaar oud bij zijn ouders woont. In het dossier is sprake van de diagnoses verstandelijke beperking en autisme. Menno is afhankelijk van een beschermde woonomgeving. De problemen die de ouders met Menno ervaren concentreren zich rondom een gebrek aan wederkerigheid, een zeer zwakke zelfregulatie en een hoge mate van zelfbepalend gedrag. De ouders vrezen dat het vinden van een passende woonomgeving voor Menno in de toekomst een moeilijke opgave wordt, wanneer de ouders de zorg niet meer kunnen bieden. Uit de analyse bleek dat Menno een onderscheidende beweging van de hulpgever pas volgde, wanneer de hulpgever eerst een aantal keer de bewegingen van Menno had gevolgd. Ook bleek dat Menno de hulpgever volgde wanneer deze de aandacht van Menno trok door met grote gebaren en met nadruk te spreken. Dit is vergelijkbaar met de technieken die ouders in contact met hun baby gebruiken, bekend onder de naam motherese of baby gerichte spraak. Het doel van de hulpverlening in deze casus was het laten ontstaan van wederkerigheid en co-regulatie. Dit betekende dat de hulpgever zich richtte op het verder ontwikkelen van volggedrag van Menno, met als doel dat interacties meer wederkerig zouden worden en daarmee soepeler zouden verlopen. De verwachting was dat Menno hierdoor minder vasthield aan zijn eigen wensen en ideeën en de ander beter waarnam. De verwachting op de langere termijn was dat Menno meer oog zou krijgen voor de andere gezinsleden en op een prettiger manier kon deelnemen aan het gezinsleven. De beïnvloeding vond plaats via de bewegingskenmerken richting, geluid, snelheid en afstand. Uit de analyse was namelijk gebleken dat de hulpgever van meerdere bewegingskenmerken gebruik maakte om gezamenlijkheid te creëren en de aandacht van Menno te trekken. Het bewegingskenmerk afstand is als variabele gebruikt om te toetsen of er inderdaad gesproken kan worden van een toename in volggedrag. Op basis van CRQA hebben we vastgesteld dat er sprake is van een toename in volggedrag van Menno en dat er wederkerigheid ontstaan is in de relatie met de hulpgever. De verwachting dat Menno minder vasthoudend is aan zijn eigen wensen en minder zelfbepalend is in relatie tot de hulpgever is uitgekomen. Dit is echter (nog) niet het geval voor de overige gezinsleden. Daarom is besloten tot een vervolgtraject zodat wederkerigheid kan integreren in interactie met andere gezinsleden en andere contexten. Dit vervolgtraject wordt beschreven in hoofdstuk 3c. 3B

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw