Sonja Graafstal en Carine Heijligers

247 MENNO – JORAM Tenslotte is het gesprek abstracter geworden, want er wordt over seizoenen gesproken met behulp van de afbeeldingen op de kaarten. Wanneer Joram naar de beleving van Menno vraagt wat hij het mooiste vindt, wijst Menno zijn favoriete kaart aan. Interpretatie volgens Beweging-als-houvast De patronen die na acht maanden hulpverlening zichtbaar zijn geworden, kunnen vergeleken worden met een peuter van ongeveer 1 - 2 jaar en een kleuter van 4 jaar. Het vluchtige gedrag is afgenomen en de aandacht kan langer worden vastgehouden. Menno herhaalt de woorden van de hulpgever Joram, zoals peuters die beginnen met praten ook doen. Ze kijken elkaar aan tijdens het praten en Menno kan het patroon van geven en ontvangen herkennen en accepteren. Het gesprekje over seizoenen en voorkeuren sluit aan bij de interesse van Menno. Het gesprek is meer abstract geworden dan het gesprekje bij aanvang. Daarmee is te zien dat ook de cognitieve ontwikkeling vooruit is gegaan en al meer passend wordt bij zijn kalenderleeftijd. Kwantitatieve resultaten De vraag die hier beantwoord wordt is of er sprake is van toename in volggedrag en het ontstaan van wederkerigheid. Om dit te toetsen is gebruik gemaakt van negen tijdseries van de rompbewegingen die gemaakt zijn met Wii-Balance Boards in de periode november 2011 – juni 2012. Het materiaal waarmee hulpvrager Menno en Joram gedurende de registratie van de rompbewegingen speelden, lag in elke sessie tussen hen in op een tafel. Ze moesten allebei een voorwaartse beweging maken om bij het materiaal te kunnen. Een achterwaartse beweging werd ingezet om weer rechtop te gaan zitten en de beurt over te dragen aan de ander. De negen tijdseries van hulpgever Joram en Menno zijn geanalyseerd met Cross Recurrence Quantification Analyses (CRQA), zie hoofdstuk 2c. Er wordt gebruik gemaakt van lagprofiles om de vraag naar beurtwisseling te kunnen beantwoorden. Lagprofiles geven namelijk het patroon van het volgen- en leiden van beide personen ten opzichte van elkaar weer, zie Afbeelding 3b.1. Aan de vorm van de patronen is te zien wie er leidt. Is de piek van de grafiek links van de nullijn, oftewel de lijn van synchronisatie (LOS), dan leidt Menno en volgt hulpgever Joram. Ligt de piek rechts van de LOS, dan leidt hulpgever Joram en volgt Menno. Is er een piek te zien aan beide kanten van de LOS, dan is er sprake van beurtwisseling. De afstand van de piek tot de LOS geeft in seconden of minuten aan hoelang het gemiddeld duurt voordat de een de ander volgt. Een piek dichterbij of op de LOS, betekent een snelle of gelijktijdige opeenvolging van de kijkrichting. Verder is er gebruik gemaakt van de volgende parameters. DET: determinisme betreft het percentage punten dat zich bevindt op diagonale lijnen ten opzichte van het totaal aantal herhalende punten. Het is een indicatie van de mate van synchroniciteit van de dyade. MAXline: de langste diagonale lijn. Het betreft de langste duur waarin een 3B

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw