Sonja Graafstal en Carine Heijligers

25 INLE ID ING is met de hulpverlening vanuit Beweging-als-houvast dankzij het werkingsmechanisme ‘meebewogen zijn’. Discussie In Deel 4 worden de onderzoeksvragen beantwoord die gaan over de theoretische, wetenschappelijke en empirische onderbouwing van Beweging-als-houvast. In hoofdstuk 4a concluderen we dat aan alle interacties een universeel werkingsmechanisme ten grondslag ligt dat gezien kan worden als het nomothetisch of wetmatige karakter van Beweging-als-houvast. Vervolgens wordt het hulpverleningsproces besproken waarbij we gebruik maken van algemeen geldende principes van complexe systeemtheorie (CST). De algemeen geldende regels vanuit de CST verklaren het ontstaan van nieuw gedrag en de ontwikkeling die hiermee gepaard gaat. Het idiografisch perspectief van Beweging-als-houvast komt tot uiting in hoofdstuk 4b, waar we laten zien dat elk hulpverleningstraject uniek is, terwijl er in iedere casus aan overeenkomstige doelen is gewerkt. In hoofdstuk 4c volgt een algemene nabeschouwing op dit proefschrift met daarin een SWOT-analyse omtrent onderzoek, onderwijs en werkveld. Valorisatie Deel 5 beslaat in zijn geheel de valorisatie van dit proefschrift. Hetgeen een antwoord op de derde onderzoeksvraag omvat, namelijk hoe kunnen we de theoretische en empirische kennis die we hebben opgedaan aanwenden ten gunste van de maatschappij? In hoofdstuk 5a staat onze visie op de DSM-V centraal. In hoofdstuk 5b vergelijken we een aantal methodes met elkaar waarbij relatie en relationeel werken de kern vormen en hoe verhouden deze methodes zich tot Beweging-als-houvast? Hoofdstuk 5c ten slotte biedt een historisch-ethisch perspectief op zorg en hulpverlening. Terminologie Onze visie op hulpverlening heeft ook consequenties voor de manier van spreken over cliënten, zoals mensen die hulp vragen worden genoemd. Het doel van de hulpverlening is in alle gevallen het ontwikkelen van wederkerigheid, waarbij we uitgaan van gelijkwaardigheid van beide interactiepartners. Hierbij staat de relatie centraal en niet een persoon. Daarom is het naar ons idee niet langer passend om te spreken over cliënten en hulpverleners. Om de gelijkwaardigheid in de relatie te benadrukken spreken wij over hulpvragers en hulpgevers. Het woord behandeling hebben we vervangen door het woord hulpverlening, omdat behandeling ook iets is dat je ‘aan’ iemand doet en het beeld van een patiënt en dokter oproept, waarbij de patiënt degene is met een probleem en de arts degene is die met de oplossing komt. Verder zullen we losjes omgaan met het spreken over zij of hij, wanneer we het hebben over ‘jongere’, ‘baby’, ‘verzorger’ of ‘hulpgever’. We hebben nadrukkelijk niet gekozen om consequent de vrouwelijke of mannelijke verwijzing te gebruiken. Ook hierin hebben we de gelijkwaardigheid willen benadrukken. I

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw