Sonja Graafstal en Carine Heijligers

263 MENNO - MYLENE Samenvatting In dit hoofdstuk staat opnieuw Menno centraal, een 22-jarige jongeman die samen met zijn twee broers bij zijn ouders woont. In het dossier is sprake van de diagnoses verstandelijke beperking en autisme. Menno zal zijn leven lang afhankelijk blijven van een beschermde woonomgeving. Hoewel er wederkerigheid ontstaan is in relatie met hulpgever Joram uit hoofdstuk 3b, is dit nog niet helemaal het geval in de relaties tussen Menno en zijn gezinsleden. De ouders kunnen de aanpak die Joram hanteert nog niet zelf toepassen. Er is een volgende stap nodig in de hulpverlening, namelijk dat Menno naast Joram, ook in relatie met de overige gezinsleden wederkerige relaties kan aangaan. Uit de analyse van het volgen en leiden patroon tussen Menno en de nieuwe hulpgever Mylene is gebleken dat Menno de onderscheidende beweging in kijkrichting van Mylene op enkele momenten opmerkte en vervolgens zelf ook een onderscheidende beweging inzette. Ook waren er momenten dat Menno Mylene volgde in haar kijkrichting of in het zachter praten. Het doel van de hulpgever werd het verder ontwikkelen van wederkerigheid en coregulatie. De context waarin de hulpverlening plaats vond, was de gezamenlijke avondmaaltijd van alle gezinsleden. Deze nieuwe hulpgever at een half jaar lang elke week met het gezin mee, met als doel de gezamenlijkheid en de sfeer rondom de avondmaaltijd te verbeteren. Dit diende tevens als voorbeeld voor de ouders hoe zij met het dwingende gedrag van Menno zouden kunnen omgaan. In termen van hulpverlening vertaalde dit doel zich naar de volgende verwachting. Als gevolg van ontwikkeling in volggedrag zal Menno meer oog krijgen voor de andere gezinsleden tijdens de avondmaaltijd. Dit betekende dat hij naar hen kan luisteren, vragen kan stellen en op zijn beurt kan wachten met het vertellen van zijn verhaal. De beïnvloeding vond plaats aan de hand van het bewegingskenmerk richting. De hulpgever nam een onderscheidende kijkrichting ten opzichte van Menno in door haar hoofd te draaien richting het gezinslid dat aan het woord is, met als doel dat Menno deze kijkrichting zou volgen en zijn aandacht ging richten op de spreker aan tafel. Om het effect van de interventie vast te kunnen stellen werd het bewegingskenmerk richting geanalyseerd. De toetsing richtte zich op de vraag of er sprake was van toename in volggedrag en het ontstaan van wederkerigheid in een groter gezelschap dan in een 1-op-1 situatie. Op basis van CRQA hebben we vastgesteld dat Menno de kijkrichting van hulpgever Mylene is gaan volgen bij ‘elkaar aankijken’. Het volgpatroon van Menno richting ‘een ander gezinslid’ is minder uitgesproken. Een voorzichtige conclusie lijkt echter op 3C

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw