Sonja Graafstal en Carine Heijligers

268 3C ze Menno nadrukkelijk aan en zegt dat ze even aan het luisteren is naar Olaf of wie dan ook. Meestal gaat Menno dan weer verder met eten terwijl hij af en toe naar Mylene kijkt om te zien of haar hoofd nog gericht is naar de ander of naar haar bord. Is dat laatste het geval dan is dat voor hem het teken dat hij zich tot haar kan richten met een vraag of opmerking. Uit de nameting blijkt dat er meer overeenkomstige bewegingskenmerken tussen Mylene en Menno zichtbaar zijn dan bij aanvang. Ze bewegen tegelijkertijd en na elkaar in de richting van een ander gezinslid. Ook het patroon van Menno met de overige gezinsleden is veranderd. Tijdens het praten van een van de gezinsleden luistert Menno naar de ander. Hij stelt vragen waaruit blijkt dat hij gehoord heeft wat er gezegd is. Ook kan hij op zijn beurt wachten met praten en eet hij zonder per se iets te moeten zeggen. Soms praat Menno nog door het verhaal van William en Olaf heen of richt hij zich ineens tot Mylene om te vertellen dat ze preischotel eten vandaag met de vraag of zij dat ook lekker vindt. Interpretatie volgens Beweging als houvast Het gedrag dat Menno laat zien lijkt op een kleuter, die al wel stil kan zitten tijdens het eten, het gesprek ook voor een deel kan volgen, maar soms ineens het initiatief neemt om te praten ongeacht of iemand anders aan het woord is. Passend bij het gedrag van een kleuter is het kunnen volgen van de aanwijzing van Mylene om samen naar de spreker te luisteren of om uit eigen beweging weer naar zijn eigen bord terug te keren. Kwantitatieve resultaten Kijkrichting In deze studie is de kijkrichting van hulpgever Mylene en Menno gecodeerd van vijf eetmomenten in de maanden juni, september, november, december 2012 en januari 2013. Er is onderzocht hoe de kijkrichting van Mylene en Menno ‘naar elkaar’ en ‘naar de overige gezinsleden’ zich ontwikkeld heeft. De categorische tijdseries ‘kijken naar elkaar’ en ‘kijken naar een gezinslid’ zijn geanalyseerd middels Cross Recurrence Quantification Analyses (CRQA), zie hoofdstuk 2c voor een toelichting op deze analysetechniek. De interraterbetrouwbaarheid van het coderen was ,90. Er wordt gebruik gemaakt van lagprofiles om de vraag naar volggedrag te kunnen beantwoordend, zie de Afbeeldingen 3c.1 en 3c.2. Lagprofiles geven namelijk het patroon van het leiden- en volggedrag van beide personen ten opzichte van elkaar weer. Aan de vorm van de patronen is te zien wie er leidt. Is de piek van de grafiek links van de nullijn, oftewel de lijn van synchronisatie (LOS), dan leidt Menno en volgt hulpgever Mylene. Ligt de piek rechts van de LOS, dan leidt Mylene en volgt Menno. Is er een piek te zien aan beide kanten van de LOS, dan is er sprake van beurtwisseling. De afstand van de piek tot de LOS geeft in seconden of minuten aan hoelang het gemiddeld duurt voordat de een de ander volgt. Een piek dichterbij of op de LOS, betekent een

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw