Sonja Graafstal en Carine Heijligers

31 UITGANGSPUNTEN Aristoteles Aristoteles geloofde, in tegenstelling tot Plato, helemaal niet in het idee van een ware werkelijkheid achter het zichtbare. Hij is de vader van het empirisme, namelijk: dat wat wij zien en waarnemen is de ware kennis. Verklaringen liggen niet achter de werkelijkheid, maar in de verschijnselen zelf. De manier waarop zij zich openbaren in vorm en gedaante zegt iets over het wezen, de aard en het wezenlijk aspect van het proces of het verschijnsel. De waarneming is daarom de sleutel tot kennis. De wereld, de kosmos is per definitie kenbaar voor de mens in de observatie die de mens met zijn zintuigen doet. Dit bracht de werking en het nut van de zintuigen in het centrum van de aandacht. Het denken is niet de weg om tot kennis te komen, maar de ervaring die men dankzij exploratie en de zintuigen opdoet leidt tot cognitieve kennis. Een uitwerking van deze opvatting vinden we bij Condillac (in George, 1981), een Franse filosoof uit de 18e eeuw. Hij wilde het belang van de zintuigen benadrukken en aantonen dat elk menselijk vermogen en elke kennis niets anders is dan getransformeerde zintuigelijke ervaringen. Hij deed dit in de vorm van een gedachtenexperiment. Hij stelde zich een standbeeld voor dat een zintuig gegeven zou worden zoals de reuk. Het standbeeld zou dan in staat zijn om een geur te kunnen ruiken, jasmijngeur bijvoorbeeld. Vervolgens zou het standbeeld de ervaring van plezier of pijn kunnen hebben bij het ruiken van deze geur. De geur zou opgeslagen kunnen worden in het geheugen en herinnerd worden als aangenaam of niet. Een tweede en andere geur, zoals een roos, geeft het standbeeld de mogelijkheid om de twee geuren met elkaar te vergelijken. Op basis van deze vergelijking kan het standbeeld tot een oordeel komen en de ene geur prefereren boven de ander. Er kan zelfs een verlangen naar een geur groeien en van daaruit een passie naar nog meer geuren willen ruiken. Volgens Condillac (in George, 1981) zijn passies dus niets anders dan getransformeerde sensaties van de zintuigen. Sheets-Johnstone Het voorbeeld van Condillac brengt ons bij Sheets-Johnstone en haar boek ‘The Primacy of Movement’ (2011). Hierin borduurt ze voort op het beeld dat Condillac schetst en voegt beweging als zesde zintuig toe aan de vijf bekende zintuigen. Deze paragraaf is gebaseerd op haar boek en de paginanummers verwijzen naar de vindplaats. Het vergeten zintuig Sheets-Johnstone benadrukt het belang, de noodzaak en de waarde van de zintuigen voor de menselijke ontwikkeling. In die zin staat ze in de traditie van Aristoteles en met haar vele andere ontwikkelingspsychologen die de zintuigen als basis nemen van waaruit ontwikkeling plaatsvindt. Er is echter één zintuig, volgens Sheets-Johnstone, dat stelselmatig over het hoofd gezien, genegeerd of vergeten wordt en dat is het zintuig van de beweging, ook wel kinesthesie genoemd. Het is, schrijft ze, alsof ‘the 1A

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw