Sonja Graafstal en Carine Heijligers

320 3E Interpretatie volgens Beweging-als-houvast De interactie heeft de vorm van een ouder die samen met een peuter een taakje uitvoert waarbij ieder een aandeel in de taak heeft. De een doet dit en de ander doet dat. Zack mag en kan meehelpen met popcorn maken. Daarnaast is hij ook nieuwsgierig en vraagt om uitleg van de coldpack. Dit zijn allemaal prachtige voorbeelden waarin de ontwikkeling van Zack zichtbaar wordt. Je zou kunnen zeggen dat hij tot leven is gekomen in de relatie met John. Kwantitatieve resultaten De vraag die hier beantwoord wordt is of er kwantitatief kan worden aangetoond dat er sprake is van toename in volggedrag van Zack en het ontstaan van wederkerigheid gedurende de periode februari 2012 tot augustus 2013. Voor het rapporteren van de kwantitatieve ontwikkeling van de interacties tussen hulpvrager Zack en hulpgever John maken we gebruik van de MEA-tijdseries en de tijdseries van de categorische variabele ‘kijkrichting’. De MEA tijdseries geven inzicht in de onderliggende dynamiek van het tweetal als systeem, zoals de snelheid van bewegen en de mate van bewegen. De tijdseries ‘kijkrichting’ geven inzicht in hoe ‘kijkrichting naar elkaar en naar zichzelf’ zich ontwikkeld heeft gedurende deze twee jaar van hulpverlening. Beide typen tijdseries worden gebruikt om te onderzoeken of er verschil is waar te nemen tussen het eerste en het tweede jaar van de hulpverlening en of de uitkomsten overeenkomstig de gestelde doelen zijn72. De interraterbetrouwbaarheid van het coderen van ‘kijkrichting_hulpgever’ is ,87, en van ‘kijkrichting_hulpvrager’ is ,79. De intraraterbetrouwbaarheid van het coderen van ‘kijkrichting_hulpgever’ is ,88, van ‘kijkrichting_hulpvrager’ is ,93. MEA tijdseries De MEA-tijdseries van hulpvrager Zack en hulpgever John zijn geanalyseerd met Cross Recurrence Quantification Analyses (CRQA), zie hoofdstuk 2c. We kijken telkens naar de diagonale, verticale en horizontale lijnen van de Recurrence Plot. De gele lijn is de diagonale lijn en representeert de mate van synchroniciteit van de dyade, waarbij de x-as de hulpvrager representeert en de y-as de hulpgever. De rode lijn representeert het initiatief van de hulpvrager en het volggedrag van de hulpgever. De blauwe lijn representeert het initiatief van de hulpgever en het volggedrag van de hulpvrager. 72 De filmopnames die gebruikt zijn voor het maken van MEA-tijdseries zijn niet precies dezelfde filmopnames die voor de tijdseries ‘kijkrichting’ zijn gebruikt. Dit heeft te maken met de bruikbaarheid van de film voor de specifieke meettechniek. Beide technieken beslaan wel ieder het eerste en tweede jaar van de hulpverlening. De MEA-tijdseries beslaan in negen meetmomenten de periode tussen februari 2012 en augustus 2013, waarbij de meetmomenten 1-6 evenredig verspreid in 2012 liggen en de meetmomenten 7-9 in januari, maart en augustus 2013. De kijkrichting-tijdseries beslaan in 2012 de periode tussen januari 2012 en september 2012. In 2013 betreft het de periode januari 2013 tot juni 2013. Voor de codering van de kijkrichting variabele is steeds 10 minuten van de filmopname gebruikt. Voor de MEA tijdseries is gebruik gemaakt van de totale filmopname. De lengte van deze opnames varieert tussen de 13 en de 60 minuten.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw